Zorg vroeggeborenen geconcentreerd in NICU’s

Het grootste deel (85%) van baby’s geboren tussen 24-32 weken zwangerschap wordt geboren in een neonatale intensive care unit (NICU Neonatale intensive care unit (Neonatale intensive care unit)). De meeste kinderen die te vroeg geboren worden, worden na 32 weken zwangerschap geboren. De zorg voor kinderen die tussen 24 en 32 weken zwangerschap geboren worden, is geconcentreerd in tien perinatologische centra met een NICU. Het percentage te vroeg geboren baby’s dat daar geboren wordt is tussen 2005 en 2012 gestegen. In 2012 werd 15% van de baby’s die tussen 24 en 32 weken zwangerschap in een ziekenhuis geboren werden, geboren in een ziekenhuis zonder NICU. In 2005 was dit nog 27%. Bij dreigende vroeggeboorte wordt een zwangere vanaf een zwangerschapsduur van 24 weken voor de geboorte (antenataal) verwezen naar een perinatologisch centrum. Geboren worden op zo’n locatie verhoogt de kans op overleven zonder ernstige handicap. Vervoer direct na de geboorte heeft een nadelige invloed op de gezondheid (Gezondheidsraad 2000Gezondheidsraad, Intensive care rond de geboorte, Den Haag (2000)).

Corticosteroïden in combinatie met weeënremmers verbetert prognose pasgeborene

Bij een spontane dreigende vroeggeboorte voor 34 weken kunnen weeënremmers gegeven worden voor het laten inwerken van de corticosteroïden en/of het overplaatsen van de zwangere vrouw naar een perinatologisch centrum (dit laatste tot 32 weken zwangerschap) (NVOG 2011NVOG, Dreigende vroeggeboorte, Utrecht (2011)). Toediening van corticosteroïden aan de moeder bevordert de longrijping van het kind in de baarmoeder. Dit helpt om perinatale complicaties zoals neonatale sterfte Aantal overledenen in de eerste vier levensweken. Als afzonderlijke maat, wordt deze sterftemaat uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen. Wanneer neonatale sterfte als onderdeel van perinatale sterfte wordt weergegeven, wordt deze uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen. (Aantal overledenen in de eerste vier levensweken. Als afzonderlijke maat, wordt deze sterftemaat uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen. Wanneer neonatale sterfte als onderdeel van perinatale sterfte wordt weergegeven, wordt deze uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen.) en Respiratory Distress Syndrome (RDS) te voorkomen. Weeënremmers kunnen de bevalling dan enkele dagen uitstellen en de longen extra tijd geven. Door deze maatregelen verbetert de prognose voor de pasgeborene (Murphy 1998Murphy, D., Antenatal factors in relation to neonatal outcome in preterm delivery (1998)). Wanneer het risico voor het kind ín de baarmoeder groter is dan daarbuiten heeft weeënremming geen zin (Lams et al. 2008Lams, J. D., Culhane, J. F., Goldenberg, R. L., Romero, R, Primary, secondary, and tertiary interventions to reduce the morbidity and mortality of preterm birth (2008)).

Bewaken foetale conditie en bepalen optimaal geboortemoment bij groeivertraging

De essentie van het beleid bij foetale groeivertraging bestaat uit bewaking van de foetale conditie en bepaling van het optimale geboortemoment. Bij het bepalen van het optimale moment van geboorte worden de kansen op zuurstofgebrek leidend tot foetale nood, hersenschade en sterfte voor de geboorte afgewogen tegenover de kansen op neonatale morbiditeit en mortaliteit en een eventuele toename van obstetrische interventies wanneer niet wordt gewacht op het natuurlijke begin van de bevalling (NVOG 2008NVOG, NVOG richtlijn Foetale groeibeperking. Versie 2.1 (2008)).

Nazorg tot tweejarige leeftijd en later

In vergelijking met andere kinderen hebben kinderen die vóór 32 weken zwangerschap geboren worden duidelijk meer risico’s op ontwikkelingsstoornissen, beperkingen en handicaps. Een goede follow-up is daarom belangrijk om te volgen hoe het kind zich ontwikkelt en welke interventies het eventueel nodig heeft. Bovendien kunnen met inzicht in de lange termijneffecten van (behandeling van) vroeggeboorte perinatale behandelingen worden geëvalueerd. Tot voor kort organiseerden de NICU’s hun follow-up ieder op een eigen manier. De nieuwe richtlijn ‘NICU follow-up’ van de Landelijke Neonatale Follow-up (LNF) werkgroep moet meer eenheid brengen in de manier waarop NICU’s hun follow-up organiseren. Volgens deze richtlijn moeten in principe alle kinderen worden teruggezien die na minder dan 30 weken zwangerschap of met een geboortegewicht van minder dan 1000 gram worden geboren: bij 6, 12 en 24 maanden en vervolgens ook na 5 jaar en na 8 jaar (Visser 2015Visser, J., Extreem vroeggeborenen verdienen meer nazorg (2015)LNF 2015LNF, Aanbeveling Landelijke Neonatale Follow-up - NICU follow-up (2015)).

Tijdige vroegsignalering en doorverwijzing van belang voor preventie en (na)zorg

Voor de preventie en (na)zorg rond de langetermijngevolgen van vroeggeboorte en small for gestational age Van small for gestational age (SGA) is sprake als een kindje in verhouding tot de zwangerschapsduur te klein is. (Van small for gestational age (SGA) is sprake als een kindje in verhouding tot de zwangerschapsduur te klein is.) (SGA) kinderen zijn tijdige vroegsignalering en doorverwijzing van belang. Bij de matig te vroeg geboren kinderen speelt de JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) hierbij een belangrijke rol, omdat dit om een grote groep gaat die meestal niet intensief gevolgd wordt. Goede samenwerking en afstemming tussen de verschillende disciplines die betrokken zijn bij de nazorg voor te vroeg of SGA geboren kinderen is daarbij essentieel om de continuïteit in de zorg voor kind en ouders te waarborgen (NCJ 2013NCJ, JGZ Richtlijn: Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen. Samenvatting, Utrecht (2013)).

Meer informatie


Ruim 17.500 ziekenhuisopnamen voor laag geboortegewicht in 2019

In 2019 waren er 17.650 klinische ziekenhuisopnamen voor een vroeggeboorte, ondergewicht en/of groeivertraging. Ongeveer evenveel jongens als meisjes werden opgenomen. Het totaal aantal klinische ziekenhuisopnamen had betrekking op 201.705 opnamedagen, waarmee de gemiddelde opnameduur 11,4 dagen bedroeg.
Het aantal opnamen kan groter zijn dan het aantal opgenomen personen, omdat een persoon meerdere keren per jaar opgenomen kan zijn.

Tabel: Ziekenhuisopnamen voor vroeggeboorte, ondergewicht en/of groeivertraging in 2019
 

Mannen

Vrouwen

Totaal

Aantal klinische opnamen Een klinische opname betreft een verblijf op een voor verpleging ingerichte afdeling, waarvoor één of meer verpleegdagen worden geregistreerd. (Een klinische opname betreft een verblijf op een voor verpleging ingerichte afdeling, waarvoor één of meer verpleegdagen worden geregistreerd.)

9.185

8.465

17.650

  • Aantal verpleegdagen

106.295

95.415

201.705

  • Gemiddelde opnameduur (dagen)

11,6

11,3

11,4

Aantal dagopnamen

10

15

20

Aantal observaties Een observatie is een 'langdurige observatie zonder overnachting'. Dit is een niet geplande vorm van verpleging van minimaal vier aaneengesloten uren, zonder overnachting, op een voor verpleging ingerichte afdeling, met als doel observatie van de patiënt. Een observatie omvat ten minste een… (Een observatie is een 'langdurige observatie zonder overnachting'. Dit is een niet geplande vorm van verpleging van minimaal vier aaneengesloten uren, zonder overnachting, op een voor verpleging ingerichte afdeling, met als doel observatie van de patiënt. Een observatie omvat ten minste een…)

215

235

455

Totaal opnamen

9.410

8.715

18.125

Bron: Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (gedownload van CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) StatLine in mei 2021)

  • ICD-10 International Classification of Diseases, tenth revision (International Classification of Diseases, tenth revision)-codes: P05, P07
  • Aantal opnamen en verpleegdagen zijn afgerond op vijftallen
  • Cijfers zijn voorlopig

Meer informatie


Vroeggeborenen gemiddeld 17 dagen op een NICU

Kinderen die voor de 37e zwangerschapsweek worden geboren liggen gemiddeld 17 dagen op een NICU. De opnameduur kan variëren van 1 dag tot meerdere weken en eindigt met ontslag of overlijden. Te vroeg geboren kinderen geboren na 25 weken zwangerschap worden actief behandeld. Kinderen die tussen 24 en 25 weken zwangerschap geboren worden, kunnen onder bepaalde voorwaarden ook behandeld worden. Kinderen geboren vóór 24 weken worden niet actief behandeld. Dit verklaart het kleine aantal opgenomen kinderen en hun korte opnameduur. Vanaf 24 weken geldt hoe korter de zwangerschapsduur, hoe langer kinderen op de NICU liggen. Ongeveer 34% van alle kinderen die in 2018 op de NICU waren opgenomen, was geboren vóór de 32e zwangerschapsweek. Bij hen was de gemiddelde opnameduur bijna 23 dagen. Kinderen jonger dan 28 weken maken 10% uit van de opgenomen kinderen met een gemiddelde opnameduur van 41 dagen. Bij kinderen geboren tussen de 32 en 37 weken zwangerschap (24% van de opgenomen kinderen) was de gemiddelde opnameduur (7 dagen) aanmerkelijk lager.

Merendeel NICU-opnamedagen door kleine groep te vroeg geboren kinderen

Hoewel kinderen geboren vóór de 32ste zwangerschapsweek 1% van alle levend geboren kinderen uitmaken en kinderen geboren vóór de 28ste zwangerschapsweek 0,4%, zijn zij verantwoordelijk voor respectievelijk 64% en 35% van alle NICU-opnamedagen. Kinderen geboren na 37 weken (93% van alle levend geboren kinderen) verbruikten 15% van de NICU-opnamedagen.

Tabel: Aantal opnamedagen op een NICU naar zwangerschapsduur in 2018

Zwangerschapsduur

Levendgeborenen

Kinderen opgenomen op NICU

Opnamedagen NICU

 

Aantal

Aantal

Percentage

Totaal

Gemiddelde per kind

<24.0 weken 139 2 1,4 3

2

24.0-25.6 weken 205 171 83,4 8.094 47
26.0-27.6 weken 281 259 92,2 9.822 38
28.0-29.6 weken 429 396 92,3 8.723 22
30.0-31.6 weken 649 575 88,6 5.791 10
32.0-36.6 wk 9.157 976 10,7 7.296 7
≥ 37.0 weken 150.297 1.382 0,9 7.624 6
Totaal 161.624 4.120 2,5 51.001 12

Bron: Perined

  • Zwangerschapsduur wordt genoteerd door middel van het aantal weken en dagen, gescheiden door een punt. Een zwangerschapsduur van 30.6 betekent bijvoorbeeld een zwangerschapsduur van 30 weken en 6 dagen. 

Meer informatie


Kinderen met laag geboortegewicht gemiddeld 17 dagen op een NICU

Kinderen die met een geboortegewicht van minder dan 2500 gram worden geboren liggen gemiddeld 17 dagen op een NICU. Vanaf 500 gram geldt hoe lager het gewicht, hoe langer kinderen op de NICU liggen. Ongeveer 58% van alle kinderen die in 2018 op de NICU waren opgenomen, had een geboortegewicht onder de 2500 gram en 30% onder de 1500 gram. Bij kinderen onder 1500 gram was de gemiddelde opnameduur bijna 26 dagen. Bij kinderen met een gewicht tussen de 1500 en 2500 gram was de gemiddelde opnameduur (8 dagen) aanmerkelijk lager. Het merendeel van deze kinderen (ongeveer twee derde) is te vroeg geboren (vóór 37 weken) en weegt daarom minder dan 2500 gram. Kinderen met een geboortegewicht minder dan 500 gram zijn meestal geboren vóór 24 weken. Zij worden niet actief behandeld. Dit verklaart het kleine aantal opgenomen kinderen en hun korte opnameduur. 

Tabel: Aantal opnamedagen op een NICU naar geboortegewicht in 2018

Geboortegewicht

Levendgeborenen

Kinderen opgenomen op NICU

Opnamedagen NICU

 

Aantal

Aantal

Percentage

Totaal

Gemiddelde per kind

< 500 gram

78

15

19,2

595

40

500-999 gram

582

480

82,5

18.796

39

1000-1499 gram

871

746

85,6

12.493

17

1500-1999 gram

1.921

728

37,9

6.386

9

2000-2499 gram

5.937

419

7,1

3.287

8

2500-3999 gram

131.209

1.506

1,1

8.518

6

≥ 4000 gram

20.603

195

0,9

863

4

Totaal

161.201

4.120

2,6

51.001

12

Bron: Perined

Merendeel NICU-opnamedagen door kleine groep te lichte kinderen

Hoewel kinderen geboren lichter dan 1500 gram minder dan 1% van alle levend geboren kinderen uitmaken en kinderen lichter dan 2500 gram minder dan 6% zijn zij verantwoordelijk voor respectievelijk 63% en 81% van alle NICU-opnamedagen. Kinderen met een gewicht van 2500 gram of zwaarder (ruim 94% van alle levend geboren kinderen) verbruikten ruim 18% van de NICU-opnamedagen (PERINED)

Meer informatie

  • A.J.M. Waelput (Erasmus MC)
  • A.M. Gommer (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • C. Hendriks, red. (RIVM)
  • M. Harbers, red. (RIVM)
  • E.A. van der Wilk, red. (RIVM)