Autismespectrumstoornis gekenmerkt door problemen in sociale interactie

De autismespectrumstoornis (ASS) wordt gekenmerkt door aanhoudende problemen in de sociale communicatie en de sociale interactie in meerdere contexten. Het gaat hierbij om tekorten in de sociaal-emotionele wederkerigheid, zoals op een abnormale manier sociaal contact maken en niet in staat zijn tot normale gespreksinteractie. Verder hebben mensen met ASS moeite met het begrijpen en gebruiken van non-verbale communicatie en met het aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., 2014 American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014) (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014)) ). Naast de problemen in de sociale communicatie wordt de autismespectrumstoornis gekenmerkt door beperkte en repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten. Hierbij gaat het om stereotiepe of repetitieve motorische bewegingen, hardnekkig vasthouden aan dezelfde routines en moeite hebben met veranderingen, beperkte en gefixeerde interesses en over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., 2014 American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014) (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014)) ).

Om gediagnosticeerd te worden met een autismespectrumstoornis moeten de symptomen aanwezig zijn vanaf de kindertijd. Hierbij kan het wel voorkomen dat compensatiegedrag en ondersteuning de problemen maskeren totdat ze in een later stadium zichtbaar worden. Ook moeten voor de diagnose autismespectrumstoornis de symptomen beperkingen veroorzaken in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke levensgebieden. De symptomen mogen niet beter verklaard kunnen worden door een verstandelijke beperking of globale ontwikkelingsachterstand (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., 2014 American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014) (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014)) ).

Autismespectrumstoornissen worden zowel bij kinderen als bij volwassenen gediagnosticeerd en komen voor in alle lagen van de bevolking, in alle culturen, bij alle intelligentieniveaus en op alle leeftijden (GGZ Standaarden, geraadpleegd november 2024). Wereldwijd lijkt de verhouding tussen mannen en vrouwen met een gediagnosticeerde autismespectrumstoornis 3:1 te zijn, waarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat ASS bij meisjes en vrouwen minder vaak herkend wordt (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., 2014 American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014) (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force., Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-5, Washington, D.C. (2014)) ).

Verandering in classificatie autismespectrumstoornis

Autismespectrumstoornis (ASS) is de formele benaming van autisme volgens de DSM Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Classificatie voor psychische stoornissen. De DSM is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association. (Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Classificatie voor psychische stoornissen. De DSM is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association.)-5. De term spectrum wordt hierin gebruikt om de variatie in aard en ernst van de symptomen aan te geven. Onder deze term vallen meerdere diagnosen uit eerdere edities van de DSM: autistische stoornis (ook wel klassiek autisme genoemd), syndroom van Asperger en PDD-NOS Pervasive Developmental Disorder, Not Otherwise Specified (Pervasieve ontwikkelingsstoornis) (Pervasive Developmental Disorder, Not Otherwise Specified (Pervasieve ontwikkelingsstoornis) ). Deze worden sinds de ingebruikname van de DSM-5 vanaf 1 januari 2017 niet meer als aparte diagnosen gesteld (GGZ Standaarden, geraadpleegd november 2024).


Onbekend hoeveel Nederlanders diagnose ASS hebben

Er is in Nederland geen onderzoek gedaan naar het aantal geregistreerde diagnosen van autismespectrumstoornis. Op basis van internationaal prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.)-onderzoek wordt de prevalentie van autismespectrumstoornissen geschat op ongeveer 1% van de bevolking. Omdat er geen verschillen lijken te bestaan tussen etnische groepen of tussen groepen met een verschillende sociaaleconomische status, wordt er vanuit gegaan dat ook in Nederland ongeveer 1% van de bevolking een autismespectrumstoornis heeft (Gezondheidsraad, 2009 Gezondheidsraad, Autismespectrumstoornissen: een leven lang anders (2009) (Gezondheidsraad, Autismespectrumstoornissen: een leven lang anders (2009)) ).

Er zijn in Nederland wel prevalentiecijfers beschikbaar op basis van zelfrapportage. Het percentage Nederlanders met een autismespectrumstoornis op basis van de Gezondheidsenquête van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) was in 2023 3,2% voor kinderen (4-12 jaar) en 2% voor volwassenen (CBS StatLine). In de Gezondheidsenquête wordt gevraagd of iemand een autismespectrumstoornis heeft, maar er wordt niet expliciet gevraagd naar een officiële diagnose. Bij kinderen van 4-12 jaar wordt aan de ouders gevraagd of hun kind een autismespectrumstoornis heeft. In deze cijfers worden dus ook personen meegenomen waar een vermoeden van autisme bestaat, maar bij wie geen officiële diagnose is gesteld. Dit kan verklaren waarom deze cijfers hoger liggen dan de op internationaal onderzoek gebaseerde schatting van 1%.


C. Hendriks, red. (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))