Methode van Sullivan voor berekening van gezonde levensverwachting
CBS
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)) heeft een uitgebreide beschrijving van de methode om de gezonde levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) te schatten, gemaakt (Bruggink, 2010 (Bruggink, J. W., Naar een betere gezonde levensverwachting, Den Haag (2010)) ). Hieronder een samenvatting van de gebruikte methode.
Methode van Sullivan
Voor de berekening van de gezonde levensverwachting hanteren we de methode van Sullivan (Sullivan, 1971 (Sullivan, D. F., A single index of mortality and morbidity. (1971)) ). Bij deze methode bereken je per kalenderjaar eerst de totale levensverwachting voor een kunstmatig cohort met behulp van leeftijdsspecifieke sterftecijfers. De levensverwachting voor personen die in een bepaald jaar geboren zijn, is het aantal jaren dat zij kunnen verwachten te leven, onder de voorwaarde dat de leeftijdsspecifieke sterftekansen gelijk blijven. De benodigde bevolkings- en sterftecijfers zijn afkomstig van het CBS en zijn gebaseerd op gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie.
Vervolgens wordt dit totaal aantal jaren verdeeld in gezonde en ongezonde jaren op basis van de prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van (on)gezondheid per leeftijdsklasse. De gezonde levensverwachting geeft dan aan hoeveel jaar personen kunnen verwachten te leven in gezondheid, onder de voorwaarde dat de prevalentie van (on)gezondheid gelijk blijft. De prevalentiecijfers zijn gebaseerd op de Gezondheidsenquête van het CBS.
Internationale methode vergelijkbaar
De internationale methode is voor de berekening van de gezonde levensverwachting vergelijkbaar met de Nederlandse. De enquêtevraag die gebruikt wordt om de prevalenties van gezondheid en ongezondheid te bepalen is echter anders.
Levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen (LZB)
Voor het berekenen van levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen worden gegevens gebruikt over beperkingen in horen, zien en bewegen. Het gaat daarbij om de volgende zeven enquêtevragen:
Voor de levensverwachting zonder matige en ernstige lichamelijke beperkingen geldt dat respondenten die minimaal 1 vraag antwoorden met 'nee, dat kan ik niet' of 'ja, met grote moeite' worden gezien als lichamelijk beperkt.
De vragen over beperkingen zijn alleen gesteld aan personen van 12 jaar of ouder. In de berekening van levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is aangenomen dat deze beperkingen niet voorkomen bij personen jonger dan 12 jaar.
- Kunt u een gesprek volgen in een groep van 3 of meer personen (zo nodig met hoorapparaat)?
- Kunt u met één andere persoon een gesprek voeren (zo nodig met hoorapparaat)?
- Zijn uw ogen goed genoeg om de kleine letters in de krant te kunnen lezen (zo nodig met bril of contactlenzen)?
- Kunt u op een afstand van 4 meter het gezicht van iemand herkennen (zo nodig met bril of contactlenzen)?
- Kunt u een voorwerp van 5 kilo, bijvoorbeeld een volle boodschappentas, 10 meter dragen?
- Kunt u als u staat, bukken en iets van de grond oppakken?
- Kunt u 400 meter aan een stuk lopen zonder stil te staan (zo nodig met stok)?
Deze vragen kennen de volgende antwoordcategorieën:
- ja, zonder moeite
- ja, met enige moeite
- ja, met grote moeite
- nee, dat kan ik niet
Voor de levensverwachting zonder matige en ernstige lichamelijke beperkingen geldt dat respondenten die minimaal 1 vraag antwoorden met 'nee, dat kan ik niet' of 'ja, met grote moeite' worden gezien als lichamelijk beperkt.
De vragen over beperkingen zijn alleen gesteld aan personen van 12 jaar of ouder. In de berekening van levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is aangenomen dat deze beperkingen niet voorkomen bij personen jonger dan 12 jaar.
Levensverwachting zonder chronische ziekten (LZCZ)
Voor het berekenen van levensverwachting zonder chronische ziekten is een aantal ziekten en aandoeningen geselecteerd waarvan bekend is dat ze tot de dood kunnen leiden of dat ze een belangrijke invloed hebben op de kwaliteit van leven. Het gaat om de volgende (clusters van) aandoeningen:
- Astma, chronische bronchitis
- Hartafwijking
- Beroerte
- Hoge bloeddruk
- Maag-darmstoornissen
- Suikerziekte (diabetes mellitus)
- Rugaandoening
- Reumatische/gewrichtsaandoeningen
- Migraine
- Kanker
Mensen worden als niet chronisch ziek beschouwd wanneer zij geen van deze ziekten zeggen te hebben of te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. De vragen over chronische ziekten hebben betrekking op personen van 0 jaar of ouder (voor kinderen van 0 tot en met 11 jaar worden de vragen beantwoord door een ouder of verzorger). Uitzonderingen hierop zijn de vragen naar hartaandoeningen en/of hartinfarct, beroerte, hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage, die uitsluitend zijn nagevraagd bij personen van 12 jaar of ouder. In de berekening van levensverwachting zonder chronische ziekten is aangenomen dat deze ziekten niet voorkomen bij personen jonger dan 12 jaar.
Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid (LGGG)
De levensverwachting in goede geestelijke gezondheid is het aantal jaren dat een persoon van een bepaalde leeftijd naar verwachting (nog) zal leven in goede geestelijke gezondheid. Als maat voor de geestelijke gezondheid is gebruik gemaakt van de Mental Health Inventory (MHI (RAND Mental health inventory. Een instrument dat de algemene psychische gezondheidstoestand in een bevolking meet.)-5). De MHI-5 meet de algemene psychische gezondheidstoestand in een bevolking. De algemene psychische gezondheidstoestand wordt bepaald door de balans tussen de mate van positieve en negatieve gevoelens. De MHI-5 bevat de volgende vragen:
- Voelde u zich erg zenuwachtig?
- Zat u zo erg in de put dat niets u kon opvrolijken?
- Voelde u zich kalm en rustig?
- Voelde u zich neerslachtig en somber?
- Voelde u zich gelukkig?
Bij deze vragen wordt een referentieperiode van 4 weken gehanteerd. De antwoordmogelijkheden bevatten de categorieën 'voortdurend', 'meestal', 'vaak', 'soms', 'zelden' en 'nooit'. Bij de positief geformuleerde vragen (vraag 3 en 5) zijn voor de categorieën in volgorde de waarden 5, 4, 3, 2, 1, en 0 toegekend. Bij de negatief geformuleerde vragen (vraag 1, 2 en 4) zijn de waarden in precies de omgekeerde volgorde toegekend. Vervolgens zijn per persoon de somscores berekend en zijn deze vermenigvuldigd met 4, zodat de minimale somscore van een persoon 0 (zeer ongezond) en de maximale somscore 100 (perfect gezond) kan bedragen. Bij een score van 60 of meer is een respondent gekwalificeerd als gezond, en bij een score van minder dan 60 als ongezond.
De vragen over geestelijke gezondheid zijn alleen gesteld aan personen van 12 jaar of ouder. In de berekening van levensverwachting in goede geestelijke gezondheid is aangenomen dat de prevalentie goede geestelijke gezondheid van personen jonger dan 12 jaar gelijk is aan die van de aangrenzende leeftijdscategorie.
Trends in de tijd zijn getoetst op significantie
Bij de beschrijving van de trends hebben we op basis van lineaire regressieanalyses getoetst (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) of een verandering in de tijd significant is. Als we bij dit onderwerp spreken van een verandering dan bedoelen we dat die verandering significant is.
Verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen verschillende sociaaleconomische statusgroepen beschrijven we wel, maar hebben we niet getoetst (er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ). Dit geldt zowel voor verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen verschillende sociaaleconomische statusgroepen in het meest recente jaar of periode als verschillen in de trend tussen die groepen over de tijd. We toetsen dus wel of een significante trend is voor mannen en voor vrouwen maar we toetsen niet dat de mannen harder of minder hard veranderen dan de vrouwen.
Sociaaleconomische status geoperationaliseerd als opleidingsniveau en inkomen
Sociaaleconomische status kan op verschillende manier geoperationaliseerd worden. Voor cijfers over gezonde levensverwachting naar sociaaleconomische status worden twee varianten gebruikt: het opleidingsniveau en het (gestandaardiseerd besteedbaar huishoudens-) inkomen.
Internationale vergelijking
Europese vragenlijst meet beperkingen en gezonde levensverwachting
Voor de internationale vergelijking van functioneringsproblemen en de gezonde levensverwachting is gebruik gemaakt van gegevens over de aan- of afwezigheid van beperkingen uit de jaarlijkse EU-SILC (European Statistics of Income and Living Conditions; Europese statistieken over inkomen en leefomstandigheden) survey (European Statistics on Income and Living Conditions). De EU-SILC wordt sinds 2006 in alle EU (Europese unie)-landen afgenomen. In de EU-SILC wordt de aan- of afwezigheid van beperkingen bepaald met de vraag of men zich voor een periode van minimaal de afgelopen zes maanden ernstig, in enige mate of niet beperkt voelde in dagelijkse activiteiten (severely limited, limited but not severely, not limited at all). Dit is de zogeheten GALI-vraag (General Activity Limitation Indicator).
Nederlandse cijfers niet direct vergelijkbaar met Europese maat
Voor internationale vergelijkingen gaat de voorkeur uit naar de GALI-vraag uit de EU-SILC survey, omdat in de EU-SILC gestreefd wordt naar eenvormige methoden van dataverzameling tussen landen. Dat is nodig omdat landen vaak verschillende methoden en verschillende begrippen (concepten) van gezondheid hanteren. In de praktijk blijven er echter, onder andere als gevolg van vertaling, toch verschillen in vraagstelling bestaan (Eurostat, 2020; Eurostat, 2021; Ekholm & Brønnum-Hansen, 2009 (Ekholm, O, Brønnum-Hansen, H, Cross-national comparisons of non-harmonized indicators may lead to more confusion than clarification. (2009)) ). De GALI-vraag zit sinds enkele jaren ook in de Gezondheidsenquête, maar wordt niet gebruikt voor de nationale cijfers over gezonde levensverwachting en het hebben van beperkingen. De reden daarvoor is dat de vraagstelling in de GALI iets verschilt van de vraagstelling uit de gezondheidenquête die van oudsher voor de nationale cijfers wordt gebruikt. Daardoor zou gebruik van de GALI tot trendbreuken leiden. Door het verschil in vraagstelling zijn de nationale gegevens over beperkingen en de levensverwachting zonder beperkingen niet direct vergelijkbaar met de gegevens die voor internationale vergelijkingen worden gebruikt.
Structurele indicator Healthy Life Years vergelijkt gezonde levensverwachting
Voor de internationale vergelijking van gezonde levensverwachting is binnen de EU de structurele indicator Healthy Life Years (HLY (Healthy Life Years)) ontwikkeld. De HLY meet het gemiddelde aantal jaren dat een persoon op een bepaalde leeftijd nog kan verwachten te leven in goede gezondheid. Deze gezondheidsmaat combineert lengte en kwaliteit van het leven in één getal. Bij de HLY wordt een goede gezondheid gedefinieerd als de afwezigheid van beperkingen bij dagelijkse activiteiten gedurende de afgelopen zes maanden. Hiervoor wordt de GALI-vraag gebruikt. De EU heeft zich als doel gesteld dat het gemiddeld aantal Healthy Life Years in de EU tussen 2010 en 2020 met 2 jaar stijgt. Omdat er veel verschillende manieren zijn om gezondheid te meten zijn er ook veel verschillende typen ‘gezonde levensverwachting’. Andere vormen van gezonde levensverwachting zijn gebaseerd op ziekte, goede ervaren gezondheid of goede psychische gezondheid. Een voorbeeld van zo’n andere vorm is de Health-Adjusted Life Expectancy (HALE (Health-adjusted life expectancy)) indicator van de WHO.
Regionale vergelijkingen
De gezonde levensverwachting is op basis van twee gezondheidsmaten in kaart gebracht en hiervoor is de methode van Sullivan gebruikt (zie boven).
- levensverwachting in goede ervaren gezondheid
- levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen
Leeftijdsklassen
Per regio en leeftijdsklasse wordt het percentage mensen in goed ervaren gezondheid/zonder beperkingen berekend met behulp van cijfers uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2020.
Omdat de Gezondheidsmonitor alleen personen van 18 jaar en ouder bevat, wordt voor de leeftijdsklasse 0-17 de Gezondheidsenquête 2020 gebruikt. Maar omdat de Gezondheidsenquête niet genoeg data bevat om regionale prevalenties te berekenen, wordt bij deze leeftijdsklasse in elke regio dezelfde prevalentie gebruikt.
Voor de berekening van gezonde levensverwachting is uitgegaan van negen leeftijdsklassen (0-17, 18-44, 45-54, 55-64, 65-69, 70-74, 75-79, 80-84 en 85+).
Sterftecijfers
Voor het berekenen van de levensverwachting wordt gebruik gemaakt van regio- en leeftijdsspecifieke sterftecijfers uit het CBS-doodsoorzakenbestand over de periode 2017-2020.
Gezonde levensverwachting
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid
Met behulp van data uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2020 GGD (Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
)'en, CBS en RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) is de prevalentie van ongezondheid verdeeld in gezonde en ongezonde jaren. Voor de levensverwachting in goede ervaren gezondheid is het aantal 'gezonde' jaren bepaald op basis van het percentage personen dat op de vraag naar de ervaren gezondheid de antwoorden 'goed' of 'zeer goed' gaf. 'Ongezond' zijn degenen die 'gaat wel', 'slecht' of 'zeer slecht' antwoordden.
Levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen
Met behulp van data uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2020 GGD'en, CBS en RIVM is de prevalentie van ongezondheid verdeeld in gezonde en ongezonde jaren. Voor de berekening van de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen zijn gegevens gebruikt over langdurige lichamelijke beperkingen in tien activiteiten op het gebied van horen, zien, mobiliteit en activiteiten van het dagelijks leven (adl). Personen zijn geclassificeerd als 'beperkt' wanneer zij aangaven één of meer van deze activiteiten niet of met veel moeite te kunnen uitvoeren.
Gezonde levensverwachting 2016
Met behulp van data uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 GGD'en, CBS en RIVM is ook de gezonde levensverwachting in goed ervaren gezondheid en zonder lichemalijke beperkingen berekend. Deze gegevens zijn te vinden op https://rivm.sitearchief.nl/?subsite=vzinfo#archive (via de kalender aan de linkerkant). Hierbij moet worden opgemerkt dat deze cijfers over 2016 niet goed te vergelijken zijn met de cijfers uit 2020. Deze verschillen worden veroorzaakt door een aanpassing in de methode voor het berekenen van de gezonde levensverwachting. In 2016 is voor de leeftijdsgroep 0-19 jaar dezelfde prevalenties gebruikt als voor de leeftijdsgroep 19-44. Die aanname is gedaan omdat de leefdtijdsgroep 0-19 jaar ontbreekt in de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen. In 2020 ontbreekt nog steeds deze leeftijdsgroep, maar hebben we voor de groep 0- tot 18-jarigen de landelijke prevalentie gebruikt van de Gezondheidsenquête 2020. De Gezondheidsenquête bevat niet genoeg data om regionale prevalenties te berekenen, en daarom wordt bij deze leeftijdsklasse in elke regio dezelfde prevalentie gebruikt.
Methodebeschrijving (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau
In de gehanteerde methodiek wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de berekeningswijze van de ‘gewone’ levensverwachting. Doordat het aantal mensen met alleen lagere school (of basisschool) als opleiding steeds kleiner wordt, zijn de twee laagste opleidingsklassen bij elkaar genomen (CBS, 2017). Er wordt dus onderscheid gemaakt in 3 klassen terwijl dat vroeger 4 opleidingsklassen was. Opleiding wordt deels bepaald aan de hand van de Enquête Beroepsbevolking (Tot de beroepsbevolking worden alle personen tussen de 15 en 67 jaar gerekend die ten minste 12 uur per week werken, willen werken of gaan werken. ) (EBB), daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van andere opleidingsregistraties. Met name voor jongere generaties is nu vaker bekend welk opleidingsniveau een persoon heeft.
In 2020 heeft een revisie plaats gevonden van de methodiek voor het berekenen van (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau (CBS, 2020). De belangrijkste wijzigingen in de methode om gezonde levensverwachting naar opleidingsniveau te schatten zijn:
- Voor sterftekansen wordt niet langer gewerkt met 5-jaarsklassen, maar worden kansen per individuele leeftijd geschat. Dit geldt voor de leeftijden tot en met 89 jaar. Daarboven worden er sterftekansen geschat voor de leeftijdsgroepen van 90 t/m 94 jaar en van 95 jaar of ouder.
- Bij het bepalen van de gezondheidsprevalenties is een leeftijdscategorie toegevoegd. Waar eerder als bovenste categorie de groep van 80 jaar of ouder werd genomen, worden er nu prevalenties geschat voor de leeftijdsgroepen van 80 t/m 84 jaar en van 85 jaar of ouder.
- De revisie heeft impact op de schattingen. Vergeleken met de cijfers van voor de revisie is de invloed het grootst bij de hoogopgeleiden. Hun levensverwachting komt op basis van de gereviseerde methode lager uit. Dit effect is het sterkst bij de meest recente cijfers, die over de periode 2015/2018. Omdat de omgang met de gezondheidsprevalenties maar beperkt is gewijzigd zijn de veranderingen in gezonde levensverwachting, ten opzicht van de methode van voor revisie, vooral een doorwerking van de veranderingen bij de berekening van de levensverwachting.
Meer informatie
Monitoring verschillen in (gezonde) levensverwachting naar SES
Of verschillen in de (gezonde) levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) toe- of afgenomen zijn of gelijk zijn gebleven, is hier nagegaan aan de hand van een gestandaardiseerde meetmethode. Deze meetmethode maakt het mogelijk om de grootte van ses-verschillen in de levensverwachting te volgen over de tijd (monitoren). Voor het monitoren is het belangrijk om steeds dezelfde werkwijze aan te houden. Hiervoor zijn op een aantal punten samen met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en Erasmus MC beslissingen gemaakt. Opleidingsniveau is hier genomen als maat voor de sociaaleconomische status. Het gaat om de levensverwachting op 25 jarige leeftijd. De cijfers zijn zodanig berekend dat ze gevoelig zijn voor zowel de grootte van de verschillen in de levensverwachting tussen sociaaleconomische groepen als de omvang van de sociaaleconomische ongelijkheid in de bevolking.