Zowel genen als omgeving belangrijk in ontstaan PTSS
Posttraumatische stressstoornis (PTSS (Posttraumatische stressstoornis)) ontwikkelt zich door een complexe wisselwerking tussen genetische factoren en omgeving (Koenen et al. 2008). De belangrijkste omgevingscomponent in de ontwikkeling van PTSS is blootstelling aan een gebeurtenis die wordt ervaren als traumatisch. Er zijn verschillende risicofactoren die de kans op de ontwikkeling van PTSS in reactie op een schokkende gebeurtenis verhogen. In de tabel is te zien dat sommige van deze factoren het risico op PTSS verhogen voorafgaand aan de blootstelling aan een schokkende gebeurtenis, zoals een genetische kwetsbaarheid. Andere risicofactoren verhogen het risico op PTSS gedurende en na de schokkende gebeurtenis.
Complexe genetische bijdrage aan PTSS
De rol die genen spelen in de ontwikkeling van PTSS is complex. Genen dragen zowel bij aan de erfelijkheid van PTSS, als aan persoonlijkheidskenmerken die de kans op blootstelling aan schokkende gebeurtenissen verhogen. Door genen beïnvloede persoonlijkheidsfactoren die een rol kunnen spelen in het risico op PTSS zijn bijvoorbeeld neuroticisme (Kenmerkt zich door irreële gedachten, het ervaren van negatieve emoties (negatieve affectiviteit) en gevoelens die wijzen op een onvermogen tot aanpassing en aanwezigheid van psychologische stress.) en sensatiezoekend gedrag. Wanneer iemand de neiging heeft spannende situaties op te willen zoeken, verhoogt dit de kans dat iemand wordt blootgesteld aan een schokkende gebeurtenis, die mogelijk tot PTSS leidt (Jakšić et al. 2012).
Tabel: Risicofactoren die de kans op PTSS verhogen
Risicofactoren |
Toelichting |
Bron |
---|---|---|
Factoren voorafgaand aan de schokkende gebeurtenis |
||
Eerdere psychische stoornissen |
|
Sareen 2014; Brewin et al. 2000.; Ozer et al. 2003; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Eerdere blootstelling aan schokkende gebeurtenissen |
|
Sareen 2014; Brewin et al. 2000; Ozer et al. 2003; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Intelligentie |
|
Brewin et al. 2000; DiGangi et al. 2013; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014; Sareen 2014 |
Psychiatrische familiegeschiedenis |
|
Brewin et al. 2000; Ozer et al. 2003; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Genen |
|
Stein et al. 2002; Yehuda et al. 2015; Sareen 2014; Skogstad et al. 2013; Koenen et al. 2008; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Vrouwelijk geslacht |
|
de Vries & Olff 2009; Olff et al. 2007 |
Factoren tijdens de schokkende gebeurtenis |
||
Ernst |
|
Sareen 2014; Brewin et al. 2000; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Levensbedreiging |
|
Ozer et al. 2003; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014; Sareen 2014 |
Persoonlijk letsel |
|
Sareen 2014; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Geweld |
|
Sareen 2014; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014 |
Dissociatie |
|
Ozer et al. 2003; Lensvelt-Mulders et al. 2008; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014; Sareen 2014 |
Factoren na de schokkende gebeurtenis |
||
Ontwikkelen van een acute stressstoornis |
|
Bryant 2011; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014; Sareen 2014 |
Sociale steun |
|
Ozer et al. 2003; Sareen 2014; Brewin et al. 2000 |
Meer informatie
PTSS veroorzaakt problemen in sociaal, beroepsmatig en lichamelijk functioneren
Mensen met posttraumatische stressstoornis (PTSS) ondervinden op diverse gebieden beperkingen als gevolg van hun stoornis. Zo hebben mensen met PTSS vaker slechte sociale- en gezinsrelaties, werkverzuim, een lager inkomen en minder succes in scholing en werk. Ook is er vaker sprake van een slechte gezondheid en medische condities. Mensen met PTSS hebben bijvoorbeeld vaker chronische pijn, cardio-respiratoire en gastro-intestinale klachten en cardiometabole stoornissen. Ook hebben ze een groter risico op het krijgen van dementie. Een deel van deze problemen wordt veroorzaakt door het hebben van een PTSS, terwijl andere problemen ook deels een risicofactor kunnen zijn voor het ontwikkelen van PTSS. Mensen met PTSS hebben een lagere kwaliteit van leven: hoe erger de symptomen, hoe slechter de kwaliteit van leven. Voor een meerderheid van de mensen met PTSS geldt dat de verstoringen ernstig zijn (American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014; Yehuda et al. 2015; Pacella et al. 2013; Olatunji et al. 2007; Fayyad et al. 2005).
Meer informatie
PTSS gaat vaak gepaard met andere psychische stoornissen
Mensen met PTSS hebben een 80% grotere kans dan mensen zonder PTSS om gelijktijdig tenminste één andere psychische stoornis te hebben. Het gaat hierbij vaak om stemmings- en angststoornissen. Ook hebben mensen met PTSS vaker last van middelenmisbruik, impulsief gedrag en automutilatie (Bewuste zelfverwonding.). Wanneer er naast PTSS sprake is van een andere psychische stoornis, vooral bij depressie, is dit geassocieerd met een verhoogde kans op suïcidaliteit (Yehuda et al. 2015; Panagioti et al. 2012; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014).
Meer informatie
- F.L. Hakstege (RIVM)
- E.R. Klaassens (Stichting Centrum'45)