Puntprevalentie van zorginfecties in ziekenhuizen per 100 patiënten

 

Indicatorwaarde

Percentage

7,1

Verslagjaar: 2023

Trend

3-jarige trend
2021   
2023

Stijgende trend; getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil)

Interpretatie indicator

Zorginfecties zijn infecties die ontstaan tijdens of in aansluiting op een opname of behandeling in een zorginstelling. Zorginfecties kunnen ernstige gevolgen hebben voor patiënten. Van oppervlakkige ontstekingen tot ontstekingsreacties in het hele lichaam, tot aan overlijden. Zorginfectes veroorzaken verlenging van opname, heropname, heroperaties en verhoging van kosten.

Trend

Sla de grafiek Trend in zorginfecties in ziekenhuizen over en ga naar de datatabel

Bron:  PREZIES

  • POWI Postoperatieve wondinfecties (Postoperatieve wondinfecties) = postoperatieve wondinfecties
  • Urineweginfecties = symptomatische urineweginfecties 
  • Sepsis Sepsis is een klinisch syndroom dat gekenmerkt wordt door een algemene ontstekingsreactie van het hele lichaam op een infectie. Het is een zeer ernstige aandoening met een aanzienlijke kans dat de patiënt in korte tijd overlijdt. Vaak wordt het omschreven als bloedvergiftiging.  (Sepsis is een klinisch syndroom dat gekenmerkt wordt door een algemene ontstekingsreactie van het hele lichaam op een infectie. Het is een zeer ernstige aandoening met een aanzienlijke kans dat de patiënt in korte tijd overlijdt. Vaak wordt het omschreven als bloedvergiftiging. )/bacteriëmie = primaire en secundaire sepsis Sepsis is een klinisch syndroom dat gekenmerkt wordt door een algemene ontstekingsreactie van het hele lichaam op een infectie. Het is een zeer ernstige aandoening met een aanzienlijke kans dat de patiënt in korte tijd overlijdt. Vaak wordt het omschreven als bloedvergiftiging. (Sepsis is een klinisch syndroom dat gekenmerkt wordt door een algemene ontstekingsreactie van het hele lichaam op een infectie. Het is een zeer ernstige aandoening met een aanzienlijke kans dat de patiënt in korte tijd overlijdt. Vaak wordt het omschreven als bloedvergiftiging.) (zie onderwerp zorginfecties)             
  • Infecties van de onderste luchtwegen =  longontsteking, COVID-19 en andere lage luchtweginfecties

Onder het totale aantal zorginfecties vallen meer soorten infecties dan hier weergegeven. Daarom tellen de weergeven zorginfecties niet op tot hetzelfde percentage als het totaal. 

In 2020 was er, waarschijnlijk door de COVID-19-pandemie, een sterke daling in het aantal deelnemende ziekenhuislocaties en het aantal geïncludeerde patiënten. Door de lage patiëntenaantallen en de gewijzigde samenstelling van de patiëntenpopulatie zijn de cijfers van 2020 ten opzichte van andere jaren minder representatief  (RIVM 2023RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2017 t/m 2021: Prevalentieonderzoek zorginfecties ziekenhuizen, Bilthoven (2023)).

Verantwoordingstabel

 

Toelichting

Berekening

Teller: aantal zorginfecties aanwezig of behandeld op peildatum (dit zijn zowel de zorginfecties ontstaan tijdens de huidige opname als de zorginfecties die al aanwezig waren op het moment van heropname). Als er meerdere infecties voorkwamen bij één patiënt, zijn die infecties apart meegeteld.

Noemer: aantal patiënten dat op peildatum in een ziekenhuis lag (x 100%).

In- en exclusie

Inclusie: patiënten die op de registratiedag met ontslag gaan.

Exclusie: patiënten die op de registratiedag worden opgenomen in een ziekenhuis en patiënten opgenomen op de afdelingen dagbehandeling, psychiatrie of (hemo)dialyse.

Toelichting

Het prevalentieonderzoek is opgezet als een puntprevalentiemeting. De gegevens worden idealiter voor het hele ziekenhuis verzameld op één dag. In de praktijk is dit onmogelijk en worden de gegevens vaak verzameld in één maand. Per afdeling worden de gegevens wel verzameld op één dag (registratiedag). Tot en met 2022 werd twee maal per jaar in één maand (maart en oktober) de prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van zorginfecties gemeten. Per 2023 kunnen ziekenhuizen alleen nog in maart deelnemen aan het onderzoek. Dit moet resulteren in een sneller inzicht in de jaarcijfers.

  • De cijfers gerapporteerd in PREZIES Preventie van Ziekenhuisinfecties door Surveillance (Preventie van Ziekenhuisinfecties door Surveillance) omvatten niet alle ziekenhuizen. In 2023 hebben 16 ziekenhuizen met 18 locaties vrijwillig deelgenomen aan het prevalentieonderzoek. Tussen 2019-2023 is een dalende trend zichtbaar in het aantal ziekenhuizen dat deelneemt aan het prevalentieonderzoek: in 2019 namen 30 ziekenhuizen deel (38 locaties).
  • Vanaf 2021 worden COVID-19 patiënten meegenomen als ziekenhuisinfectie als ze COVID-19 hebben opgelopen in het ziekenhuis (>8 dagen na opname).
  • De aanwezigheid van een postoperatieve wondinfectie (POWI Postoperatieve wondinfecties (Postoperatieve wondinfecties)) is bij dezelfde groep patiënten beoordeeld als waarbij de aanwezigheid van de andere zorginfecties zijn beoordeeld, dus inclusief patiënten die niet zijn geopereerd.

Interpretatie

Zorginfecties zijn infecties die ontstaan tijdens of in aansluiting op een opname of behandeling in een zorginstelling. Zorginfecties kunnen ernstige gevolgen hebben voor patiënten. Van oppervlakkige ontstekingen tot ontstekingsreacties in het hele lichaam, tot aan overlijden. Zorginfecties veroorzaken verlenging van opname, heropname, heroperaties en verhoging van kosten.
Literatuur  RIVM 2023RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2019 t/m 2023: Prevalentieonderzoek zorginfecties ziekenhuizen, Bilthoven (2023)

  • S. Brukx (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • R. Gijsen (RIVM)
  • C. Hendriks (RIVM)