Ruim 10 miljoen mensen met een chronische aandoening

Op 1 januari 2022 hadden ruim 10,4 miljoen mensen in Nederland (59% van de Nederlandse bevolking)  één of meer chronische aandoeningen. Een ‘chronische aandoening’ is hier gedefinieerd als een aandoening waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel. 
Niet alle mensen met een chronische aandoening hebben jaarlijks contact met de huisartsenpraktijk voor die aandoening. In heel 2022 hadden 5,4 miljoen mensen (30% van de Nederlandse bevolking) ten minste eenmaal contact met de huisartsenpraktijk voor een chronische aandoening (zorgprevalentie).
De schatting is gebaseerd op een selectie van 109 door de huisarts geregistreerde chronische aandoeningen (zie Bronverantwoording). De diagnose kan gesteld zijn door de huisarts zelf of kan zijn overgenomen van een andere zorgverlener. 

96% van de 75-plussers heeft een chronische aandoening

Chronische aandoeningen Hiermee wordt over het algemeen gedoeld op irreversibele (niet omkeerbare) aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur. (Hiermee wordt over het algemeen gedoeld op irreversibele (niet omkeerbare) aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur.) komen op alle leeftijden voor. Het percentage mensen met één of meer chronische aandoeningen is echter hoger op hogere leeftijd. 96% van de mensen van 75 jaar en ouder heeft ten minste één chronische aandoening. De prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) onder personen jonger dan 40 jaar is 44%.
Van de mensen van 75 jaar en ouder heeft 79% in 2022 ten minste eenmaal contact gehad met de huisartsenpraktijk voor een chronische aandoening (zorgprevalentie). Voor personen jonger dan 40 jaar ligt dit percentage gemiddeld op 11%.

Meer vrouwen dan mannen met een chronische aandoening

In de leeftijdsgroep van 0 tot en met 14  jaar zijn er relatief meer jongens dan meisjes met een chronische aandoening. In de leeftijdsgroep van 15 jaar en ouder zijn er juist relatief meer vrouwen dan mannen met een chronische aandoening. In de totale bevolking zijn er, zowel absoluut als relatief, meer vrouwen dan mannen met een chronische aandoening: 4,9 miljoen mannen (56% van alle mannen) en 5,5 miljoen vrouwen (62% van alle vrouwen).


Zorgprevalentie

Sla de grafiek Zorgprevalentie multimorbiditeit 2022 over en ga naar de datatabel

Bron: Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn

  • Zorgprevalentie is hier gedefinieerd als het percentage mensen dat ten minste eenmaal contact heeft gehad met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit).

5,7 miljoen mensen met twee of meer chronische aandoeningen

Op 1 januari 2022 hadden 5,7 miljoen mensen in Nederland twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit). Dit komt overeen met 33% van de totale Nederlandse bevolking en met 55% van de mensen met ten minste één chronische ziekte. Een ‘chronische aandoening’ is hier gedefinieerd als een aandoening waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel.
Niet alle mensen met multimorbiditeit hebben jaarlijks contact met de huisartsenpraktijk. In heel 2022 hadden 1,9 miljoen mensen (11% van de Nederlandse bevolking) ten minste eenmaal contact met de huisartsenpraktijk voor multimorbiditeit (zorgprevalentie).
De schatting is gebaseerd op een selectie van 109 door chronische aandoeningen (zie Bronverantwoording). De diagnose kan gesteld zijn door de huisarts zelf of kan zijn overgenomen van een andere zorgverlener. 

Aantal mensen met multimorbiditeit neemt sterk toe vanaf 40 jaar

Bij mensen die jonger zijn dan 40 jaar komt multimorbiditeit relatief minder voor, maar het percentage mensen met multimorbiditeit is ook in deze leeftijdsgroep nog altijd gemiddeld 13%. Vanaf de leeftijd van 40 jaar neemt de prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) sterk toe. Van de mensen van 75 jaar en ouder heeft 86% meer dan één chronische aandoening.
45% van de mensen van 75 jaar en ouder heeft in 2022 ten minste eenmaal contact gehad met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen (zorgprevalentie). Voor personen jonger dan 40 jaar ligt dit percentage gemiddeld op 1%.

Meer vrouwen dan mannen met multimorbiditeit

Er zijn meer vrouwen met multimorbiditeit dan mannen, zowel relatief (36% van de vrouwen en 26% van de mannen) als absoluut (3,2 miljoen vrouwen en 2,6 miljoen mannen). In de leeftijdsgroep van 0 tot en met 19 jaar zijn er relatief meer jongens dan meisjes met multimorbiditeit. In de leeftijdsgroep van 20 jaar en ouder  zijn er juist relatief meer vrouwen dan mannen met multimorbiditeit.


19% van de mensen heeft drie of meer chronische aandoeningen

27% van alle mensen had op 1 januari 2022 één chronische aandoening, 14% had twee chronische aandoeningen en 19% had drie of meer chronische aandoeningen. Deze verdeling varieert sterk tussen leeftijdsgroepen. Van de mensen van 0 tot en met 24 jaar had 31% één chronische aandoening, 10% had twee chronische aandoeningen en 3% had drie of meer chronische aandoeningen. Voor mensen van 85 jaar en ouder was dat respectievelijk 6%, 10% en 82%.


  • J.W. Vanhommerig (NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
  • M.J.J.C. Poos (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • A.M. Gommer, red. (RIVM)