Cariëservaring van jongeren naar leeftijd en sociaaleconomische status 2017

Sla de grafiek Cariëservaring van jongeren naar leeftijd en sociaaleconomische status 2017 over en ga naar de datatabel
  • Cariëservaring Het totale aantal al dan niet behandelde cariëslaesies. Meestal worden cariëslaesies die niet verder gaan dan het glazuur daarbij buiten beschouwing gelaten. (Het totale aantal al dan niet behandelde cariëslaesies. Meestal worden cariëslaesies die niet verder gaan dan het glazuur daarbij buiten beschouwing gelaten.)dmft decayed, missing, filled, tooth - melkgebit.De optelsom van de door cariëslaesies aangedane elementen in het melkgebit wordt uitgedrukt in de dmft-index. Hierbij worden het aantal melkgebitselementen ('tooth', t) met een caviteit (‘decayed’, d), met een of meerdere vullingen (‘filled’, f), en melkgebitselementen die door cariës verloren gingen (‘missing’, m) opgeteld. (decayed, missing, filled, tooth - melkgebit.De optelsom van de door cariëslaesies aangedane elementen in het melkgebit wordt uitgedrukt in de dmft-index. Hierbij worden het aantal melkgebitselementen ('tooth', t) met een caviteit (‘decayed’, d), met een of meerdere vullingen (‘filled’, f), en melkgebitselementen die door cariës verloren gingen (‘missing’, m) opgeteld.)/DMFT waarin d/D = decayed, m/M = missing, f/F = filled en t/T = teeth
  • dmft heeft betrekking op het melkgebit, DMFT op het blijvende gebit.
  • Als indicator van sociaaleconomische status gold het opleidingsniveau van de moeder van
    participanten (bij 5- en 11-jarigen) of dat van henzelf (bij 17- en 23-jarigen). Participanten
    werden aan de hoge ses-groep toegewezen bij het volgen of afgerond hebben van havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs (Hoger algemeen voortgezet onderwijs),
    vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs), gymnasium, hbo Hoger beroepsonderwijs (Hoger beroepsonderwijs) of universiteit. Het volgen of afgerond hebben van al het overige
    onderwijs werd als laag geclassificeerd.

Kinderen en jongeren met een hogere ses vaker een gaaf gebit

Van de 5-, 11 en 23-jarigen hebben kinderen en jongeren  met een hoge ses vaker een gaaf (melk)gebit dan kinderen met een lage ses. Alleen bij de 17-jarigen zijn er iets meer jongeren met een lage ses die een gaaf gebit hebben. Wanneer gekeken wordt naar het aantal aangetaste, gevulde en ontbrekende tandvlakken blijkt het beeld in de hoge ses-groep gunstiger te zijn dan in de lage. Alleen bij de 5-jarigen is hier geen verschil. Dit blijkt uit het Signalement Mondzorg 2018 van het Nederlands Zorginstituut. Dit Signalement wordt 3 jaarlijks uitgebracht en beschrijft de mondgezondheid en het preventief tandheelkundig gedrag van jeugdigen van 5 tot 23 jaar in Nederland. De resultaten zijn ingedeeld naar ses-groep op basis van opleidingsniveau. Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoog en laag opleidingsniveau. 

Met glazuurcariës nog slechter gesteld

Ter aanvulling is in 2017 ook glazuurcariës geregistreerd. Wanneer ook dit voorstadium van gebitsafwijkingen in de vorm van glazuurcariës wordt meegeteld, heeft slechts een derde van de 5-jarigen, een kwart van de 11-jarigen, 5% van de 17-jarigen en 1% van de 23-jarigen een gaaf gebit. Daarnaast is er een sterke toename van (erosieve) gebitsslijtage: een vijfde van de 17-jarigen en ruim de helft van de 23- jarigen vertoont slijtage tot in het tandbeen. Ten slotte valt het op dat jongeren met een migratieachtergrond zowel binnen de hoge als de lage ses-groep over het algemeen een slechter gebit hebben dan jongeren zonder een migratieachtergrond.

Meer informatie


Tandvleesontstekingen komen veelvuldig voor

De prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van ernstige parodontitis wordt in Nederland geschat op ongeveer 10% (Teeuw et al., 2011 Teeuw, W. J., Abhilakh-Missier, A. V., Hartman, M., Ton, M., Schuller, A. A., Verrips, G. H. W., Parodontitis en levenskwaliteit (2011) (Teeuw, W. J., Abhilakh-Missier, A. V., Hartman, M., Ton, M., Schuller, A. A., Verrips, G. H. W., Parodontitis en levenskwaliteit (2011)) ) en dit percentage neemt toe met de leeftijd. In de periode 2007 tot en met 2014 werd bijna 14% van meer dan 3 miljoen voor mondzorg aanvullend verzekerden vanwege ernstige tandvleesontsteking door de tandarts gezien (Beukers et al., Beukers, N.G.F.M., van der Heijden, G., van Wijk, A. J., Loos, B. G., Periodontitis does not increase the risk for atherosclerotic cardiovascular diseases; Analyses of an health insurance data from 3,243,779 persons () (Beukers, N.G.F.M., van der Heijden, G., van Wijk, A. J., Loos, B. G., Periodontitis does not increase the risk for atherosclerotic cardiovascular diseases; Analyses of an health insurance data from 3,243,779 persons ()) ; submitted). Hoewel parodontitis relatief veel voorkomt en er veel zorg voor wordt aangeboden, ontbreken nauwkeurige schattingen van het aantal Nederlanders met deze aandoening (Beukers et al., 2017 Beukers, N.G.F.M., van der Heijden, G., van Wijk, A. J., Loos, B. G., Periodontitis is an independent risk indicator for atherosclerotic cardiovascular diseases among 60 174 participants in a large dental school in the Netherlands (2017) (Beukers, N.G.F.M., van der Heijden, G., van Wijk, A. J., Loos, B. G., Periodontitis is an independent risk indicator for atherosclerotic cardiovascular diseases among 60 174 participants in a large dental school in the Netherlands (2017)) ). 

Meer informatie


Bij 5-jarigen is de mondgezondheid de afgelopen 30 jaar verbeterd

De mondgezondheid van 5-jarigen is in de periode 1987-2017 verbeterd. Daar staat tegenover dat de mondgezondheid van de andere onderzochte leeftijdsgroepen (11-, 17- en 23-jarigen) is gestagneerd of zelfs verslechterd, zowel bij de jongeren met een hoge sociaaleconomische status (ses), als bij de jeugdigen met een lagere ses. Wel hebben de jeugdigen met een hoge ses nog steeds een betere mondgezondheid hebben en een gunstiger preventief tandheelkundig gedrag dan hun leeftijdsgenoten met een lagere ses. Dit blijkt uit het Signalement Mondzorg 2018 van het Nederlands Zorginstituut. Dit Signalement wordt 3 jaarlijks uitgebracht en beschrijft de actuele mondgezondheid en het preventief tandheelkundig gedrag van jeugdigen van 5 tot 23 jaar in Nederland, en de ontwikkeling van de mondgezondheid van 1987 tot 2017, onderzocht door TNO. Omdat het hier cross-sectionele steekproeven betreft, is terughoudendheid geboden met vergelijkingen in de tijd, en oorzakelijke interpretatie van deze gegevens.

Verschillen tussen ses-groepen niet afgenomen

Om de trends in mondgezondheid door de jaren heen te kunnen beschrijven zijn de resultaten ingedeeld in ses- groepen op basis van opleidingsniveau. Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoog en laag opleidingsniveau. Uit het onderzoek blijkt dat er aanzienlijke sociaaleconomische mondgezondheidsverschillen bestaan tussen de ses-groepen:

  • Bij de 5-jarigen in de hoge ses-groep hebben meer kinderen een gaaf gebit dan in de lage ses-groep. Dit is niet erg veranderd door de jaren heen.
  • Bij 11-jarigen is zowel in de hoge als de lage ses-groep het percentage met een gaaf gebit tussen 2011 en 2017 afgenomen. In de hoge ses-groep hebben meer kinderen een gaaf gebit dan in de lage ses-groep.
  • Bij 17-jarigen is de in 2011 vastgestelde verbetering van mondgezondheid gestagneerd en is in de hoge ses-groep zelfs verslechtering te zien. In de hoge ses-groep komen wel minder gaatjes voor.
  • Bij 23-jarigen heeft de hoge ses-groep minder gaatjes dan de lage. In de lage ses-groep is er wel een verbetering in de afgelopen 6 jaar waarneembaar, terwijl in de hoge ses-groep de gaatjes juist toenemen. 

Meer informatie


  • G.J.M.G. van der Heijden (ACTA)
  • W. Limburg, red. (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • E.A. van der Wilk, red. (RIVM)