Ongeveer 3% van de Nederlandse bevolking heeft antisociale-PS
In 2009 had naar schatting 3% van de Nederlandse bevolking in de leeftijd van 18 tot 65 jaar ooit in zijn of haar leven een antisociale-persoonlijkheidsstoornis (PS) (gehad). Dit is een schatting op basis van gegevens uit het bevolkingsonderzoek NEMESIS-2 (de Graaf et al. 2012). De antisociale-PS wordt vaker gediagnosticeerd bij mannen dan bij vrouwen. Voor mannen is het risico op het ooit krijgen van antisociale-PS 4,3%; voor vrouwen is dit 1,7%. In kansen uitgedrukt betekent dit dat mannen 2,5 keer zoveel kans hebben op antisociale-PS dan vrouwen. Hoewel deze sekseverschillen waarschijnlijk daadwerkelijk bestaan, kunnen sociale stereotypen over genderrollen en het bijbehorende gedrag de diagnose beïnvloeden (Verheul 2002; de Graaf et al. 2012; Tuithof et al. 2010; Cale & Lilienfeld 2002; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014). NEMESIS-2 is het meest recente Nederlandse bevolkingsonderzoek dat op dit moment beschikbaar is. Prevalentiecijfers kunnen intussen veranderd zijn door verschillen in risico's en door de bevolkingssamenstelling, maar ook omdat intussen het classificatiesysteem van psychische stoornissen gewijzigd is.
Antisociale-PS neemt af met de leeftijd
De antisociale-PS komt het meest voor op jongvolwassen leeftijd en neemt vervolgens af met de leeftijd. In de volwassen bevolking hebben mensen tussen de 18-24 jaar het hoogste risico op het ontwikkelen van een antisociale-PS. Mensen in deze leeftijdscategorie hebben 4,8 keer zoveel kans op antisociale-PS in vergelijking met de oudste leeftijdscategorie van 55-64 jaar. Dit is deels te verklaren door de verandering in relevante persoonlijkheidsstrekken met de leeftijd, zoals een verhoging van emotionele stabiliteit en een afname van impulsiviteit (Lilienfeld 2005; Tuithof et al. 2010; American Psychiatric Association. DSM-5 Task Force. 2014; Martens 2000).
- C.L. Zomer (RIVM)
- F.L. Hakstege (RIVM)
- J. Hutsebaut (de Viersprong)
- M.M.J. Nielen (NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
- M.J.J.C. Poos (RIVM)
- A.M. Gommer, red. (RIVM)