Ruim 178.900 personen met betalingsachterstand zorgpremie

Het aantal mensen met een betalingsachterstand zorgpremie, is in de periode 2014-2021 (op 31 december) afgenomen van bijna 326.000 naar 170.221 mensen. Vanaf 2021 is dit aantal weer gestegen tot 178.912 in 2023. Iedereen die in Nederland woont en/of werkt is verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Mensen die ondanks het aanbod om een betalingsregeling te treffen hun zorgpremie langer dan zes maanden niet betaald hebben, worden door hun zorgverzekeraar aangemeld bij het CAK Centraal Administratie Kantoor (Centraal Administratie Kantoor) met een betalingsachterstand. Het CAK legt in dat geval een bestuursrechtelijke premie op en int deze. Mensen met een betalingsachterstand blijven verzekerd voor de basisverzekering die ze hebben afgesloten. Om het aantal mensen met een betalingsachterstand terug te dringen heeft de Tweede Kamer eind 2015 de Wet verbetering wanbetalersmaatregelen aangenomen. Naast de verlaging van de premie voor mensen met een betalingsachterstand, maakt deze wet het onder andere mogelijk dat iemand zonder tussenkomst van een schuldhulpverlener uit de regeling kan stromen als er een betalingsregeling wordt getroffen met de zorgverzekeraar.


Meeste betalingsachterstanden in de leeftijdscategorie 25-39 jaar

Het percentage mensen met een betalingsachterstand zorgpremie is het hoogst onder 25- tot en met 39-jarigen. De cijfers uitgesplitst naar leeftijd van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) zijn gebaseerd op de cijfers van het CAK Centraal Administratie Kantoor (Centraal Administratie Kantoor). Om de kenmerken van de groep mensen met een betalingsachterstand te bepalen, gaat het CBS uit van de mensen die op 31 december 2023 zijn ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP). Een deel van de mensen met een betalingsachterstand is niet in de BRP ingeschreven. Hierdoor komt het aantal mensen met een betalingsachterstand in deze grafiek niet geheel overeen met de cijfers van het CAK (CBS, 2023).


  • C. Deuning (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • H. Giesbers (RIVM)