Methoden en technieken
Standaardisatie
De omvang en de leeftijdsverdeling van de bevolking verschillen per regio en land. Daarnaast treden in de loop van de tijd veranderingen op in de omvang en leeftijdsverdeling. Om ziekte- en sterftecijfers van verschillende regio’s en landen, of van opeenvolgende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, wordt hier rekening mee gehouden. Daarbij worden de cijfers gecorrigeerd voor deze verschillen of veranderingen in de bevolking. Hierbij wordt uitgegaan van de omvang en de leeftijdsverdeling van een gekozen standaardpopulatie. Dit wordt standaardisatie genoemd. Er zijn grafieken waar zowel gestandaardiseerde cijfers als ongestandaardiseerde cijfers zijn opgenomen. Bij ongestandaardiseerde cijfers wordt geen rekening gehouden met veranderingen in de bevolking. Deze cijfers kunnen dan naar wens aan- en uitgevinkt worden.
Indexatie
Vooral bij de weergave van trends in de tijd zijn de trendcijfers vaak geïndexeerd. Een geïndexeerde trend laat ontwikkelingen in de tijd zien ten opzichte van een gekozen basisjaar. Dit gebeurt door de cijfers van alle jaren weer te geven als percentage van het cijfer in een gekozen basisjaar. Het cijfer in het basisjaar is gelijk gesteld aan 100(%). Indexatie maakt zichtbaar hoe groot de percentuele toe- of afname is ten opzichte van dat basisjaar. Door als basisjaar het eerste jaar in de grafiek te kiezen, kun je snel zien wat de verandering over de hele weergegeven periode is en ook of er grote verschillen zijn voor de onderscheiden groepen (mannen en vrouwen bijvoorbeeld).
Indexatie kan ook gebruikt worden voor het weergeven van regionale verschillen. Hierbij wordt het landelijke cijfer bijvoorbeeld gelijk gesteld aan 100(%). Een regionaal cijfer boven of onder de 100 duidt erop dat het respectievelijk hoger of lager is dan het landelijke cijfer. Voorafgaand aan indexatie worden de cijfers vaak gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling van de populaties.
Toetsing trends
Toetsing van de trend heeft plaatsgevonden op ongestandaardiseerde data door middel van een logistische regressie, waarbij is gecorrigeerd is voor leeftijd en geslacht. Daarbij wordt getoetst (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) of er een statistisch significante toe- of afname is met een significantieniveau (p-waarde) van 0,05. Vaak is onderscheid gemaakt naar trends in verschillende subpopulaties: mannen, vrouwen en leeftijdsgroepen. Daarnaast is getoetst of de trend voor mannen en vrouwen statistisch significant verschilt.
De kans op het vinden van een toevallige significante uitkomst neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren is een Benjamini‐Hochberg‐correctie op de p‐waardes uitgevoerd.
Dataverzameling Gezondheidsenquête 2020 en 2021
In 2020 en 2021 was de dataverzameling voor de Gezondheidsenquête verstoord door de COVID-19-pandemie. Een deel van de tijd was het niet mogelijk om aan huis interviews af te nemen. Daardoor kwam er tijdens die periode alleen via internet respons binnen. Om te corrigeren voor het wegvallen van de interviews aan huis is gebruik gemaakt van een aangepast weegmodel met tijdreeksmodellen. Hierdoor zijn de cijfers te vergelijken met de eerdere jaren. Meer informatie over het aangepaste weegmodel kunt u vinden in deze nota.
De COVID-19-pandemie en de bijbehorende maatregelen hebben mogelijk invloed gehad op het gedrag en de gezondheid van de geïnterviewden. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het interpreteren van de cijfers van 2020 en 2021.
Inkomensklassen in kwintielen
Het inkomen van een persoon is uitgedrukt door het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. Het besteedbare huishoudensinkomen is het totaal aan loon, winst en inkomen uit vermogen, vermeerderd met uitkeringen en toelagen en verminderd met premies en belastingen. Gecorrigeerd voor omvang en samenstelling van het huishouden levert dat vervolgens het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De inkomensklassen van personen zijn bepaald aan de hand van de kwintielscore van het huishouden waartoe de persoon (respondent) behoort op basis van het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De kwintielscore volgt uit een rangschikking naar oplopend inkomen van alle huishoudens in Nederland met een bekend inkomen, waarna vijf groepen huishoudens van gelijke omvang worden gevormd.
- De laagste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van maximaal het 20%-percentiel (het eerste kwintiel).
- De laag midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 20%-percentiel en het 40%-percentiel (het tweede kwintiel).
- De midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 40%-percentiel en het 60%-percentiel (het derde kwintiel).
- De hoog midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 60%-percentiel en het 80%-percentiel (het vierde kwintiel).
- De hoogste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van minimaal het 80%-percentiel (het vijfde kwintiel).
De inkomensgrenzen tussen deze vijf 20%-groepen verschillen van jaar tot jaar.
Werksituatie: wel of geen betaald werk
Personen die tenminste 1 uur per week betaald werk doen worden gerekend tot de groep "betaald werk".
Onder de groep "geen betaald werk" worden personen gerekend die geen of minder dan 1 uur per week betaald werk doen. Tot deze groep behoren gepensioneerden, arbeidsongeschikten, werklozen, bijstandontvangers, huismannen/huisvrouwen en studerenden.
Internationale vergelijking
Europese vragenlijst meet beperkingen bij dagelijkse activiteiten
Voor de internationale vergelijking van beperkingen in horen, zien, mobiliteit en ADL en de gezonde levensverwachting is gebruik gemaakt van gegevens over de aan- of afwezigheid van beperkingen uit de jaarlijkse EU-SILC (European Statistics of Income and Living Conditions; Europese statistieken over inkomen en leefomstandigheden) survey (European Statistics on Income and Living Conditions). De EU-SILC wordt sinds 2006 in alle EU (Europese unie)-landen afgenomen. In de EU-SILC wordt de aan- of afwezigheid van beperkingen bepaald met de vraag of men zich voor een periode van minimaal de afgelopen zes maanden ernstig, in enige mate of niet beperkt voelde in dagelijkse activiteiten (severely limited, limited but not severely, not limited at all). Dit is de zogeheten GALI-vraag (General Activity Limitation Indicator).
Nederlandse cijfers niet direct vergelijkbaar met Europese maat
Voor internationale vergelijkingen gaat de voorkeur uit naar de GALI-vraag uit de EU-SILC survey, omdat in de EU-SILC gestreefd wordt naar eenvormige methoden van dataverzameling tussen landen. Dat is nodig omdat landen vaak verschillende methoden en verschillende begrippen (concepten) van gezondheid hanteren. In de praktijk blijven er echter, onder andere als gevolg van vertaling, toch verschillen in vraagstelling bestaan (Eurostat, 2020; Eurostat, 2021; Ekholm & Brønnum-Hansen, 2009 (Ekholm, O, Brønnum-Hansen, H, Cross-national comparisons of non-harmonized indicators may lead to more confusion than clarification. (2009)) ). De GALI-vraag zit sinds enkele jaren ook in de Gezondheidsenquête, maar wordt niet gebruikt voor de nationale cijfers over gezonde levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) en het hebben van beperkingen. De reden daarvoor is dat de vraagstelling in de GALI iets verschilt van de vraagstelling uit de gezondheidenquête die van oudsher voor de nationale cijfers wordt gebruikt. Daardoor zou gebruik van de GALI tot trendbreuken leiden. Door het verschil in vraagstelling zijn de nationale gegevens over beperkingen en de levensverwachting zonder beperkingen niet direct vergelijkbaar met de gegevens die voor internationale vergelijkingen worden gebruikt.