Illustratie

Regionale vergelijking vaccinatiegraad

Regionale vergelijking vaccinatiegraad: De griepvaccinatie wordt via de huisarts geregistreerd. Omdat de huisarts ook patiënten uit andere gemeenten in zijn patiëntenpopulatie kan hebben, kan er sprake zijn van over- of onderrapportage. Het opkomstpercentage per gemeente is berekend door het aantal uitgevoerde griepvaccinaties te delen door het aantal 60-plussers in een gemeente.


CBS-sterftecijfers

De CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)-sterftecijfers geven een onderschatting, omdat griep niet altijd wordt gemeld als primaire doodsoorzaak. Het gaat in de statistieken om de primaire (onderliggende) doodsoorzaak en niet om de directe aanleiding van het overlijden. Elk jaar valt de piek van IAZ Influenza-achtig ziektebeeld (Influenza-achtig ziektebeeld) samen met de winterpiek van de sterfte aan long-, hart- en vaatziekten. Aangenomen wordt dat bij een groot deel van de sterfte aan deze aandoeningen een infectie met het influenzavirus een rol speelt, ook al staat influenza niet vermeld op het overlijdenscertificaat (Crombie et al. 1995 Crombie, D. L., Fleming, D. M., Cross, K. W., Lancashire, R. J., Concurrence of monthly variations of mortality related to underlying cause in Europe. (1995) (Crombie, D. L., Fleming, D. M., Cross, K. W., Lancashire, R. J., Concurrence of monthly variations of mortality related to underlying cause in Europe. (1995)) ). Hoewel beslist niet vaststaat dat de bedoelde oversterfte steeds helemaal op rekening van een influenzavirusinfectie mag worden geboekt, leidt het geheel weglaten van deze sterfte tot een behoorlijke onderschatting van de gevolgen van influenza-epidemieën (Sprenger et al. 1993 Sprenger, M. J., Mulder, P. G., Beyer, W. E., Van Strik, R., Masurel, N., Impact of influenza on mortality in relation to age and underlying disease, 1967-1989. (1993) (Sprenger, M. J., Mulder, P. G., Beyer, W. E., Van Strik, R., Masurel, N., Impact of influenza on mortality in relation to age and underlying disease, 1967-1989. (1993)) ; van Genugten et al. 2001 van Genugten, M. L. L., Heijnen, M. L. A., Jager, J. C., Scenario-ontwikkeling zorgvraag bij een influenzapandemie, Bilthoven (2001) (van Genugten, M. L. L., Heijnen, M. L. A., Jager, J. C., Scenario-ontwikkeling zorgvraag bij een influenzapandemie, Bilthoven (2001)) ). Om de ernst van de influenza-epidemie toch in te kunnen schatten wordt gebruik gemaakt van syndroomsurveillance waarbij influenza-activiteit wordt gerelateerd aan ziekenhuisopnamen of sterfte (Mølbak & Mazick 2013 Mølbak, K., Mazick, A., European monitoring of excess mortality for public health action (EuroMOMO) (2013) (Mølbak, K., Mazick, A., European monitoring of excess mortality for public health action (EuroMOMO) (2013)) ; Meijer et al. 2010 Meijer, A., van den Wijngaard, C.C., Nagelkerke, N. J. D., Donker, GA., Koopmans, M. P. G., van der Sande, M. A. B., van Asten, L., van Pelt, W, Detection of excess influenza severity: associating respiratory hospitalization and mortality data with reports of influenza-like illness by primary care physicians. (2010) (Meijer, A., van den Wijngaard, C.C., Nagelkerke, N. J. D., Donker, GA., Koopmans, M. P. G., van der Sande, M. A. B., van Asten, L., van Pelt, W, Detection of excess influenza severity: associating respiratory hospitalization and mortality data with reports of influenza-like illness by primary care physicians. (2010)) ).


Methoden en technieken

Standaardisatie

De omvang en de leeftijdsverdeling van de bevolking verschillen per regio en land. Daarnaast treden in de loop van de tijd veranderingen op in de omvang en leeftijdsverdeling. Om ziekte- en sterftecijfers van verschillende regio’s en landen, of van opeenvolgende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, wordt hier rekening mee gehouden. Daarbij worden de cijfers gecorrigeerd voor deze verschillen of veranderingen in de bevolking. Hierbij wordt uitgegaan van de omvang en de leeftijdsverdeling van een gekozen standaardpopulatie. Dit wordt standaardisatie genoemd. Er zijn grafieken waar zowel gestandaardiseerde cijfers als ongestandaardiseerde cijfers zijn opgenomen. Bij ongestandaardiseerde cijfers wordt geen rekening gehouden met veranderingen in de bevolking. Deze cijfers kunnen dan naar wens aan- en uitgevinkt worden.

Indexatie

Vooral bij de weergave van trends in de tijd zijn de trendcijfers vaak geïndexeerd. Een geïndexeerde trend laat ontwikkelingen in de tijd zien ten opzichte van een gekozen basisjaar. Dit gebeurt door de cijfers van alle jaren weer te geven als percentage van het cijfer in een gekozen basisjaar. Het cijfer in het basisjaar is gelijk gesteld aan 100(%). Indexatie maakt zichtbaar hoe groot de percentuele toe- of afname is ten opzichte van dat basisjaar. Door als basisjaar het eerste jaar in de grafiek te kiezen, kun je snel zien wat de verandering over de hele weergegeven periode is en ook of er grote verschillen zijn voor de onderscheiden groepen (mannen en vrouwen bijvoorbeeld).

Indexatie kan ook gebruikt worden voor het weergeven van regionale verschillen. Hierbij wordt het landelijke cijfer bijvoorbeeld gelijk gesteld aan 100(%). Een regionaal cijfer boven of onder de 100 duidt erop dat het respectievelijk hoger of lager is dan het landelijke cijfer. Voorafgaand aan indexatie worden de cijfers vaak gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling van de populaties.

Toetsing trends

Toetsing van de trend heeft plaatsgevonden op ongestandaardiseerde data door middel van een logistische regressie, waarbij is gecorrigeerd is voor leeftijd en geslacht. Daarbij wordt getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) of er een statistisch significante toe- of afname is met een significantieniveau (p-waarde) van 0,05. Vaak is onderscheid gemaakt naar trends in verschillende subpopulaties: mannen, vrouwen en leeftijdsgroepen. Daarnaast is getoetst of de trend voor mannen en vrouwen statistisch significant verschilt.

De kans op het vinden van een toevallige significante uitkomst neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren is een Benjamini‐Hochberg‐correctie op de p‐waardes uitgevoerd.