Doel en achtergrond

Het primaire doel van de Kosten van Ziekten-studie is het informeren en ondersteunen van overheidsbeleid op het gebied van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de Nederlandse gezondheidszorg door inzicht te geven in de verbanden tussen zorguitgaven, zorgaanbod en onderliggende epidemiologische en demografische patronen die de zorgvraag beïnvloeden. Deze informatie is op zichzelf niet te halen uit de bestaande zorg- en ziekteregistraties. Om dit doel te bereiken, worden in de Kosten van Ziekten-studie beschrijvingen gemaakt van de zorguitgaven in een vooraf bepaald peiljaar die worden uitgesplitst naar dimensies van zorgvraag (leeftijd, geslacht, diagnose) en zorgaanbod (sector, financiering, functie). Hierbij wordt ook onderscheid gemaakt tussen verschillende definities van zorguitgaven. Ondanks de naam van het project, werkt de Kosten van Ziekten-studie met de aanduiding diagnosegroepen in plaats van het normatief geladen begrip ‘ziekten’. Dit komt mede doordat de diagnoseindeling ook groepen omvat die over het algemeen niet als ziekte worden gezien, zoals verstandelijke beperking, zwangerschap en anticonceptie. Vanwege de herkenbaarheid wordt de term ‘ziekten’ wel in de titel van het project gebruikt.

De Kosten van Ziekten-studie staat in een lange traditie. Eerdere Kosten van Ziekten-studies beschreven de zorguitgaven in de jaren 1988, 1994, 1999, 2003, 2005, 2007, 2011 en 2015. De eerste twee studies vonden plaats bij de Erasmus Universiteit Rotterdam (Koopmanschap et al., 1991 Koopmanschap, M. A., van Roijen, L., Bonneux, L., Kosten van Ziekten in Nederland, Rotterdam (1991) (Koopmanschap, M. A., van Roijen, L., Bonneux, L., Kosten van Ziekten in Nederland, Rotterdam (1991))Polder et al., 1997 Polder, J. J., Koopmanschap, M. A., Bonneux, L., van der Maas, P.J., Meerding, W. J., Kosten van Ziekten in Nederland 1994, Rotterdam (1997) (Polder, J. J., Koopmanschap, M. A., Bonneux, L., van der Maas, P.J., Meerding, W. J., Kosten van Ziekten in Nederland 1994, Rotterdam (1997)) ). Vanaf 2001 is de Kosten van Ziekten-studie organisatorisch ondergebracht bij het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), met blijvende betrokkenheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

De studie levert onder andere basisinformatie voor de interne kostenramingen van het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. (In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland.)) en ander RIVM-onderzoek en de economische verkenningen van het Centraal Planbureau (CPB Centraal Planbureau (Centraal Planbureau)). Daarnaast levert het KvZ-project data en informatie aan internationale organisaties en netwerken als de OECD, Eurostat en Netspar.

De Kosten van Ziekten-studie wordt  gemaakt in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in het kader van Programma 1 (Wettelijke taak Volksgezondheid en Zorg). Het opdrachtgeverschap is verdeeld over de directies Marco-Economische Vraagstukken en Arbeidsmarkt (MEVA) en Publieke Gezondheid (PG).


Werkwijze

De Kosten van Ziekten-studie is een langlopend meerjarig project dat werkt volgens een vierjarige cyclus. Omdat de zorguitgaven en andere zorgregistraties en -enquetes in de regel pas twee jaar na dato definitief worden vastgesteld, gaat de Kosten van Ziekten-studie altijd uit van het meest recente 'afgesloten' peiljaar. Hierdoor worden ingrijpende tussentijdse wijzigingen zoveel mogelijk voorkomen.

De Kosten van Ziekten-studie ontsluit voor elk peiljaar de uitgaven van gezondheids- en welzijnszorg langs zeven dimensies.

Zorgaanbod Zorgvraag
Definitie van zorguitgaven (4) Onderliggende diagnose
(94 specifiek + 25 restgroepen)
Financieringswijze (10) Leeftijd (21)
Zorgaanbieder (81) Geslacht (2)
Zorgfunctie (31)  

Vier stappen Kosten van Ziekten-studie


De Kosten van Ziekten-studie volgt grofweg vier stappen (zie ook de figuur hierboven):

  1. De totale zorguitgaven in het peiljaar worden afgebakend en vastgesteld voor elk van de vier definities;
  2. Deze totale uitgaven worden in homogene kosteneenheden verdeeld. Binnen een kosteneenheid moet het geleverde zorgproduct zo gelijkvormig mogelijk zijn. Concreet gaat het dan bijvoorbeeld 'huisartsenzorg' of 'geestelijke gezondheidszorg';
  3. Vervolgens wordt op basis van registraties van zorggebruik per kosteneenheid een verdeelsteulsel gemaakt waarbij de uitgaven aan zorg over de verschillende dimensies (leeftijd, geslacht, diagnose) worden toegewezen. Het totaal van die verdeling telt altijd op tot de in stap 2 vastgestelde totale kosten in de eenheid (kort: iedere euro wordt maar één keer toegewezen). Soms wordt één aspect van het zorggebruik genomen als maat voor de totale productie. Bijvoorbeeld in de huisartsenzorg, waar de kosten verdeeld zijn met behulp van de tijdsbesteding van artsen, gemeten als het aantal contacten tussen patiënt en huisarts. Ieder deelcontact weegt daarbij even zwaar, ongeacht diagnosegroep of leeftijd van de patiënt. In andere gevallen wordt de productiemaat nader gewogen, zoals bij de geneesmiddelen, waar de omzet in ‘daily defined doses’ (DDD Defined Daily Dose. Standaarddagdosering. (Defined Daily Dose. Standaarddagdosering. )) is gewogen met de tarieven van de diverse soorten geneesmiddelen.
  4. Tot slot worden de verdelingen binnen alle eenheden bij elkaar opgeteld om tot de totale verdeling van de kosten van ziekten te komen.

Tussentijdse updates

De tussentijdse updates van de Kosten van Ziekten-studie (2013 en 2017) komen op een andere manier tot stand. Deze updates zijn gebaseerd op het raamwerk (de kosteneenheden en verdeelsleutels) van de voorgaande studie, waarbij aan de hand van nieuwe zorguitgavencijfers en demografische gegevens een extrapolatie wordt gemaakt. Hierbij wordt dus aangenomen dat er aan verdeling van de zorguitgaven over de aandoeningen niets is veranderd.


Bronnen

Voor de Kosten van Ziekten-studie wordt gebruikt gemaakt van een veelvoud aan uiteenlopende bronnen. Het gaat hierbij onder andere om verschillende macro-overzichten van zorguitgaven (CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek), VWS, OECD), gegevens over vergoedingen (o.a. via Vektis, CAK Centraal Administratie Kantoor (Centraal Administratie Kantoor), Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit), gegevens over zorggebruik (o.a. NZa, NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg), Stichting Farmaceutische Kengetallen) en gezondheids- en preventiegegevens verzameld door o.a. het RIVM en GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst )-en. In totaal integreert de Kosten van Ziekten-studie gegevens uit ongeveer 80 registraties, enquêtes en rapporten. De aard van de bronnen is divers. Zo worden voor veel sectoren steekproefgegevens gebruikt, bijvoorbeeld in de eerstelijnszorg. Voor enkele sectoren zijn registratiegegevens met een bijna complete dekking beschikbaar, bijvoorbeeld in de ziekenhuiszorg. 


Verschillende definities van zorguitgaven

Er bestaan meerdere manieren om naar de zorguitgaven te kijken. In de Kosten van Ziekten-studie maken we onderscheid tussen de volgende vier definities van zorguitgaven:

Zorgrekeningen (CBS)

De Zorgrekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteren een brede definitie van zorguitgaven, waarbij alle publieke en private uitgaven aan gezondheidszorg, welzijnsactiviteiten, jeugdzorg en kinderopvang worden meegenomen. Het CBS kijkt hiermee breder dan alleen medische zorg. Het grote voordeel van de Zorgrekeningen is de samenhangende en consistente karakter en de lange periode waarop de reeks betrekking heeft (1972-heden).

Uitgavenplafond Zorg (Ministerie van VWS)

Het Ministerie van VWS kijkt naar de met het perspectief van de begroting van het ministerie van VWS: het Uitgavenplafond Zorg (UPZ), voorheen Budgettair Kader Zorg (BKZ Budgettair Kader Zorg (Budgettair Kader Zorg)). Het UPZ omhelst alleen de zorg die collectief wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld verplichte zorgverzekeringen (Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg) en door directe uitgaven door de rijksoverheid (bijvoorbeeld preventie). Dit betekent dat bijvoorbeeld grote delen van de maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, lokaal welzijnswerk, de uitgaven aan arbodiensten, Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdiensten en de zorg die door aanvullende (private) verzekeringen wordt gefinancierd in het UPZ buiten beeld blijven.

Bij het zogenaamde ‘netto-UPZ’ worden bovendien ook het verplichte eigen risico (Zvw Zorgverzekeringswet (Zorgverzekeringswet) (Zorgverzekeringswet)) en de eigen bijdragen (Zvw,  Wlz Wet langdurige zorg (Wet langdurige zorg) (Wet langdurige zorg)) buiten beschouwing gelaten. Het UPZ is niet elk jaar hetzelfde. De samenstelling van het verzekerde pakket (zorgaanbod) van Zvw en Wlz verandert van jaar tot jaar. Soms zijn de veranderingen minimaal, maar het kan ook om substantiële wijzigingen gaan. Daarnaast kunnen ook de hoogte van het verplichte eigen risico en de verplichte eigen bijdrages van jaar tot jaar veranderen.

System of Health Accounts (OECD)

Het System of Health Accounts (SHA System of Health Accounts (System of Health Accounts)) van de OECD wordt veel gebruikt bij internationale vergelijkingen van zorgkosten en hanteert een definitie van zorg die beperkt is tot alles wat met genezing en verpleging te maken heeft, en waar verzorging (en daarmee een belangrijk deel van de ouderenzorg en langdurige zorg) nadrukkelijk buiten valt.

RIVM-definitie

Het RIVM hanteert zelf het ‘maatschappelijk perspectief’ op zorguitgaven. Dat houdt in dat alle directe collectieve én private zorguitgaven worden meegenomen in de definitie van zorguitgaven, maar niet welzijnsactiviteiten, jeugdzorg en kinderopvang. Dit geeft een breder beeld van de zorguitgaven dan het BKZ en de SHA, maar een beperkter beeld dan de Zorgrekeningen van het CBS.

  • A.C. de Weerdt (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • S. Gouwens (RIVM)
  • M.A. Koopmanschap (RIVM en EUR Erasmus Universiteit Rotterdam (Erasmus Universiteit Rotterdam))
  • A. van der Meer (RIVM)
  • G.J. Kommer (RIVM)