In 2019 waren de zorguitgaven 97 miljard euro

In 2019 werd 97 miljard euro uitgegeven aan de Nederlandse gezondheidszorg. Dit is 5.600 euro per inwoner. Van de zorguitgaven kon 81,2% aan de behandeling van een ziektegroep worden toegewezen. Voor 18,2 miljard euro was in de zorgregistraties onvoldoende informatie om de uitgaven toe te wijzen aan een ziektegroep. De uitgaven waren met ruim 28 miljard het hoogst voor psychische stoornissen, waaronder dementie en verstandelijke beperkingen. Deze twee ziektegroepen hebben relatief hoge uitgaven: aan de zorg voor dementie is in 2019 10,3 miljard euro uitgegeven, aan de zorg voor mensen met verstandelijke beperking, inclusief syndroom van Down, is in 2019 ruim 9,6 miljard euro uitgegeven. Deze aandoeningen gaan vaak gepaard met intensieve en langdurige zorg. De uitgaven in 2019 aan psychische stoornissen exclusief dementie en verstandelijke beperking zijn geraamd op 8,4 miljard euro (8,7% van de totale uitgaven) en zijn iets hoger dan de uitgaven aan ziekten aan het spijsverteringsstelsel (6,8 miljard euro, 7,0%) en ziekten van het hartvaatstelsel (6,7 miljard euro, 7% ). De uitgaven aanziekten van het spijsverteringsstelsel zijn inclusief mondzorg.

In de Kosten van Ziekten-studie wordt het maatschappelijk perspectief op de zorguitgaven gehanteerd. Dat houdt in dat alle directe collectieve (betaald uit premies of overheidsmiddelen)  en private zorguitgaven (eigen betalingen) zijn meegenomen. Indirecte zorguitgaven, bijvoorbeeld de werkgerelateerde kosten van ziekteverzuim, worden buiten beschouwing gelaten. De Kosten van Ziekten-studie gaat uit van de zorguitgaven volgens de Zorgrekeningen van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek). De hier gepubliceerde cijfers  zijn exclusief uitgaven voor welzijnsactiviteiten en kinderopvang.


Helft zorguitgaven voor ziekenhuiszorg en ouderenzorg

In 2019 werd er in totaal 97 miljard euro uitgegeven aan de Nederlandse gezondheidszorg. Er werd 29,1 miljard euro uitgegeven aan ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg. Dit komt overeen met 30% van de totale zorguitgaven. Naar ouderenzorg ging 20,6 miljard euro (21% van het totaal). Samen zijn deze twee sectoren dus verantwoordelijk voor iets meer dan de helft van de zorguitgaven in 2019. Op enige afstand van deze twee sectoren komen de Gehandicaptenzorg (11,1 miljard euro, 11,5% van de totale zorguitgaven) en de Eerstelijnszorg O.a. huisartsenzorg, tandheelkundige zorg, paramedische zorg, verloskundigenpraktijken, algemeen maatschappelijk werk, eerstelijnspsychologen. (O.a. huisartsenzorg, tandheelkundige zorg, paramedische zorg, verloskundigenpraktijken, algemeen maatschappelijk werk, eerstelijnspsychologen.) (10,1 miljard euro, 10,5%).


Helft uitgaven curatieve zorg voor vier diagnosegroepen

Bijna de helft van de uitgaven aan curatieve zorg gaat naar psychische stoornissen, ziekten van het spijsverteringsstelsel, nieuwvormingen (kanker en goedaardige tumoren) en hart- en vaatziekten. Daarmee verschilt het uitgavenpatroon voor curatieve zorg aanzienlijk van die voor langdurige zorg. Bij langdurige zorg gaat ongeveer 80% van de uitgaven naar psychische stoornissen (waaronder dementie en verstandelijke beperking) en hart- en vaatziekten. Voor de indeling naar curatieve en langdurige zorguitgaven wordt gekeken naar de zorgfunctie, volgens de internationale classificatie System of Health Accounts die de OECD hanteert.  


Uitgaven langdurige zorg vooral naar dementie en verstandelijke beperking

Voor de indeling naar curatieve en langdurige zorguitgaven wordt gekeken naar de zorgfunctie, volgens de internationale classificatie System of Health Accounts die de OECD hanteert. In deze benadering worden bepaalde uitgaven niet als zorguitgaven meegeteld. Bijvoorbeeld worden de uitgaven voor wonen niet in de langdurige zorg meegeteld. Vanuit deze benadering van zorgfunctie is ongeveer tweederde van de uitgaven aan langdurige zorg in 2019, 12,7 miljard euro, uitgegeven aan de zorg van dementie en verstandelijke beperkingen. Daarmee verschilt het uitgavenpatroon voor langdurige zorg aanzienlijk van die voor curatieve zorg.  


Zorguitgaven voor mannen en vrouwen verschillen per leeftijd

Tot 14 jaar zijn de uitgaven door perinatale zorg en ongevallen hoger onder jongens dan onder meisjes. In de leeftijd van 15 tot 54 jaar hebben vrouwen hogere uitgaven vanwege anticonceptie, zorg rond de zwangerschap, bevalling en kraambed en borstkanker. Tussen 55 en 79 jaar zijn de zorguitgaven hoger voor mannen als gevolg van hart- en vaatziekten en kanker. Vanaf 80 jaar lopen de zorguitgaven sterk op, met name als gevolg van dementie. Ook zijn vanaf die leeftijd de zorguitgaven voor vrouwen gemiddeld hoger. Dit komt doordat zij vaak minder mantelzorg krijgen en vaker zijn aangewezen op een verpleeghuis. In 2019 werd gemiddeld ruim 5.600 euro per inwoner uitgegeven aan de Nederlandse gezondheidszorg. 


Uitgaven psychische stoornissen vooral voor mannen van 25-64 jaar 

De verdeling van de zorguitgaven naar leeftijd verschilt tussen diagnosegroepen. Zo zijn de uitgaven aan psychische stoornissen relatief hoog voor mannen van 25 tot en met 64 jaar. Voor de helft wordt dit verklaard voor de uitgaven voor verstandelijke beperkingen, inclusief syndroom van Down. Verder zijn de uitgaven aan bewegingsstelsel en bindweefstel en ziekten van het spijsverteringsstelsel relatief hoog voor mannen van 45 tot en met 64 jaar en de uitgaven voor hart- en vaatziekten en nieuwvormingen (kanker en goedaardige tumoren) voor mannen van 45 tot en met 74 jaar. Ook zijn er verschillen met de verdeling van de uitgaven naar leeftijd bij vrouwen. Zo zijn de uitgaven aan psychische stoornissen relatief hoog voor mannen van 25 tot en met 64 jaar en de uitgaven voor hart- en vaatziekten voor mannen van 45 tot en met 74 jaar.


Uitgaven psychische stoornissen vooral voor vrouwen ouder dan 75 jaar

De verdeling van de zorguitgaven naar leeftijd verschilt tussen diagnosegroepen. Zo zijn de uitgaven aan dementie, hart- en vaatziekten en letsels relatief hoog voor vrouwen van 75 jaar en ouder. Verder zijn de uitgaven voor nieuwvormingen (kanker en goedaardige tumoren) relatief hoog voor vrouwen van 45 tot en met 64 jaar en de uitgaven voor zwangerschap, bevalling en kraambed voor de leeftijdsgroep 25 tot en met 44 jaar. Ook zijn er verschillen met de verdeling van de uitgaven naar leeftijd bij mannen. Bij vrouwen concentreren de uitgaven aan psychische stoornissen, hart- en vaatziekten en letsels zich in hogere leeftijdsgroepen (75 jaar en ouder) dan bij mannen.


  • A.C. de Weerdt (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • S. Gouwens (RIVM)
  • M.A. Koopmanschap (RIVM en EUR Erasmus Universiteit Rotterdam (Erasmus Universiteit Rotterdam))
  • A. van der Meer (RIVM)
  • G.J. Kommer (RIVM)