Percentage van de collectieve uitgaven dat wordt besteed aan zorg

Indicatorwaarde

Percentage

21,2

Verslagjaar: 2022

Trend

3-jarige trend 
2020   
2022

Stabiele trend; niet getoetst er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil)

Interpretatie indicator

Vanuit het oogpunt van betaalbaarheid is het wenselijk het aandeel van de totale collectieve uitgaven dat wordt besteed aan de zorguitgaven te beperken. Een verdere stijging kan leiden tot verdringing van overige collectieve uitgaven zoals onderwijs. Een lager percentage is vanuit dit perspectief beter.

Deze indicator is berekend door het CPB Centraal Planbureau (Centraal Planbureau) en gebaseerd op de Zorgrekeningen van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek). De Zorgrekeningen beschrijft alle (directe) maatschappelijke uitgaven aan gezondheid en welzijn, waarbij direct contact is met de patiënt of cliënt, en activiteiten van beleid, beheer en verzekering van gezondheids- en welzijnszorg. De CPB-definitie is minus de uitgaven in de kinderopvang.

Een internationale vergelijking voor collectieve zorguitgaven maken is lastig. Wat in het ene land als collectieve uitgaven gezien wordt, kan in een ander land privaat zijn. Door  verschillen in definities wijkt het Nederlandse CPB cijfer af van het Nederlandse OECD cijfer. 

Internationaal

Sla de grafiek Aandeel collectieve uitgaven besteed aan zorg internationaal over en ga naar de datatabel

Bron: OECD

Sinds peiljaar 2017 maakt de OECD voor een deel van de landen gebruik van een nieuwe methode om onderscheid te maken tussen collectieve- en private zorguitgaven. Omdat deze gegevens nog niet voor alle landen beschikbaar zijn, is er enige voorzichtigheid geboden bij deze internationale vergelijking.

 

Verantwoordingstabel Percentage van de collectieve uitgaven dat wordt besteed aan zorg

 

Toelichting

Volledige naam indicator

Percentage van de collectieve uitgaven dat wordt besteed aan zorg

Bron

Centraal Planbureau Macro Economische Verkenning 2023 (CPE-MEV)OECD health statistics

Berekening

Teller: totale collectieve zorguitgaven
Noemer: totale (bruto) collectieve uitgaven

Interpretatie

Vanuit het oogpunt van betaalbaarheid is het wenselijk het aandeel van de totale collectieve uitgaven dat wordt besteed aan de zorguitgaven te beperken. Een verdere stijging kan leiden tot verdringing van overige collectieve uitgaven zoals onderwijs. Een lager percentage is vanuit dit perspectief beter.

Deze indicator is berekend door het CPB Centraal Planbureau (Centraal Planbureau) en gebaseerd op de Zorgrekeningen van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) (de zorgenaamde 'brede definitie'). De Zorgrekeningen beschrijft alle (directe) maatschappelijke uitgaven aan gezondheid en welzijn, waarbij direct contact is met de patiënt of cliënt, en activiteiten van beleid, beheer en verzekering van gezondheids- en welzijnszorg. De CPB-definitie is minus de uitgaven in de kinderopvang.

Een internationale vergelijking voor collectieve zorguitgaven maken is lastig. Wat in het ene land als collectieve uitgaven gezien wordt, kan in een ander land privaat zijn. Door  verschillen in definities wijkt het Nederlandse CPB-cijfer af van het Nederlandse OECD-cijfer. 

Toelichting bij de referentiewaarde

Bij deze indicator wordt geen referentiewaarde gegeven, omdat deze indicator niet verwijst naar een beter of slechter presterend zorgsysteem. 

COVID-19

De coronacrisis is van grote invloed geweest op de zorguitgaven. Naast reguliere zorg zijn er grote uitgaven gedaan aan zorg voor covidpatiënten en zijn er extra kosten gemaakt vanwege COVID-19. Door het uitstellen/vervallen van reguliere zorg zijn extra kosten gemaakt omdat zorgaanbieders compensatie konden krijgen voor de weggevallen omzet. Daarnaast vallen ook de kosten van de uitgekeerde zorgbonus en corona testen onder deze uitgaven (CBS, 2021). 

  • S. Brukx (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • R. Gijsen (RIVM)