Vetstofwisselingsstoornis (ICPC-code T93)
De door de huisarts geregistreerde diagnose 'vetstofwisselingsstoornis' (ICPC (International Classification of Primary Care)-code T93) omvat:
- Hypercholesterolemie (Ongunstig cholesterolgehalte, bloedwaarde voor totaalcholesterol ≥6,5 mmol/l en/of gebruik van cholesterolverlagende medicijnen.): een verhoogde concentratie totaal cholesterol of LDL-cholesterol (Low density lipoprotein cholesterol. Lage Dichtheid Lipoproteïne, ook het 'slechte cholesterol' genoemd. LDL vervoert cholesterol naar de cellen en spieren. Onderweg nestelt LDL zich gemakkelijk in de wanden van slagaders waardoor de slagaders kunnen vernauwen en dichtslibben (slagaderverkalking).) in het bloed.
- Hypertriglyceridemie: een verhoogde concentratie triglyceriden in het bloed.
- Gemengde hyperlipidemie: een combinatie van hypercholesterolemie en hypertriglyceridemie.
- Familiaire hypercholesterolemie/lipidemie: een erfelijke vetstofwisselingsstoornis waarbij de concentratie LDL-cholesterol en/of triglyceriden in het bloed verhoogd is.
Vetstofwisseling: lipoproteïnen, cholesterol en triglyceriden
Cholesterol (Een vetachtige stof die het menselijk lichaam nodig heeft als bouwsteen voor lichaamscellen en hormonen. Het meeste cholesterol wordt aangemaakt in de lever. Een klein gedeelte cholesterol uit de voeding komt in het bloed. Cholesterol wordt samen met triglyceriden (bloedvetten) door het lichaam getransporteerd door de lipoproteïnen HDL, LDL en VLDL.) en triglyceriden zijn beide vetachtige stoffen (lipiden). Het menselijk lichaam heeft cholesterol nodig als bouwsteen voor cellen en hormonen. Triglyceriden (Vetachtige stoffen in het bloed, waarvan een te hoge bloedwaarde in combinatie met ongunstige cholesterolwaarden het risico op hart- en vaatziekten verhoogt.) dienen onder andere als energiebron voor spieren en isolatie om warmteverlies tegen te gaan. Omdat cholesterol en triglyceriden niet oplosbaar zijn in water (en dus ook niet in bloed), worden ze door het lichaam vervoerd in wateroplosbare bolletjes (lipoproteïnen). Er zijn verschillende typen lipoproteïnen. De belangrijkste typen zijn: chylomicronen, VLDL (very low density lipoproteins), LDL (low density lipoproteins), HDL (high-density lipoproteins). Deze lipoproteïnen verschillen van elkaar in de hoeveelheid cholesterol, triglyceriden, fosfolipiden en eiwit die ze bevatten. (Mach et al. 2019).
Chylomicronen: chylomicronen bestaan voornamelijk uit triglyceriden. Ze zijn verantwoordelijk voor het transport van tryglyceriden en cholesterol van het darmkanaal naar de lever en vetweefsel.
VLDL: VLDL-deeltjes bestaan voornamelijk uit triglyceriden en enkele cholesterolmoleculen. Ze vervoeren dit van de lever naar cellen in het lichaam.
LDL: LDL-deeltjes vervoeren voornamelijk cholesterol naar lichaamscellen. Een hoge concentratie LDL-cholesterol in het bloed veroorzaakt atherosclerose (aderverkalking). Hoe hoger het LDL-cholesterol in het bloed, hoe hoger het risico op hart- en vaatziekten. Het wordt daarom ook wel het ‘slechte cholesterol’ genoemd. Het LDL-cholesterol is verhoogd bij een waarde van ≥ 3 mmol/L. Voor mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten is de streefwaarde voor LDL-cholesterol lager: < 2,6 mmol/L bij mensen ouder dan 70 jaar en < 1,8 mmol/L bij mensen jonger dan 70 jaar (NHG et al. 2019 (NHG, NIV, NVvC, Multidisciplinaire Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM). Derde herziening, Utrecht (2019)) ).
HDL: HDL-deeltjes voeren cholesterol af vanuit de weefsels naar de lever en gaan zo het proces van atherosclerose tegen. Hoe hoger de bloedwaarde voor HDL-cholesterol (Hoge Dichtheid Lipoproteïnen. HDL wordt het 'goede cholesterol' genoemd. HDL transporteert het teveel aan cholesterol in LDL naar de lever. Via de lever komt het cholesterol in de darmen en verlaat het het lichaam via de ontlasting.), hoe lager het risico op hart- en vaatziekten. HDL-cholesterol wordt daarom vaak aangeduid als het ‘goede cholesterol’. Het HDL-cholesterol is verlaagd bij een waarde van < 1 mmol/L.
Totaalcholesterol: Het totaalcholesterol is de som van het cholesterol in alle lipoproteïne-deeltjes in het bloed bij elkaar opgeteld. Hoe hoger het totaalcholesterol, hoger het risico op hart- en vaatziekten. Het totaalcholesterol is verhoogd bij een waarde van ≥ 5 mmol/L.
Triglyceriden: Triglyceriden worden voornamelijk door het bloed vervoerd door chylomicronen en VLDL-deeltjes. Hoe hoger de bloedwaarden voor triglyceriden, hoe hoger het risico op hart- en vaatziekten. Een triglyceriden waarde ≥ 2 mmol/L wijst op een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
Verhoogd cholesterol
Met een verhoogd cholesterol (hypercholesterolemie) wordt bedoeld dat het totaal cholesterolgehalte of het LDL-cholesterolgehalte in het bloed verhoogd is.
Dyslipidemie
Bij dislipidemie is er sprake van:
- een verhoogde waarde van het totaal cholesterol, het LDL-cholesterol of de triglyceriden
- en/of een verlaagde waarde van het HDL-cholesterol.
Cardiovasculair risicoprofiel
Artsen kunnen een cardiovasculair risicoprofiel opstellen aan de hand van anamnese, lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoek. Naast het lipidenspectrum (TC-, LDL-, HDL- en triglyceridenconcentratie) (incl. TC/HDL-ratio) wordt onder andere gekeken naar of er sprake is van al bestaande hart- of vaatziekten, diabetes mellitus of reumatoïde artritis, roken, de systolische bloeddruk, het geslacht, alcoholgebruik, voeding, psychosociale risicofactoren, lichamelijke inactiviteit en body-mass index (BMI (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.)) (NHG et al. 2019 (NHG, NIV, NVvC, Multidisciplinaire Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM). Derde herziening, Utrecht (2019)) ).
SCORE-risicotabel
Het risico om binnen 10 jaar aan hart- en vaatziekten te overlijden kan voor personen tussen 40 en 70 jaar, geschat worden met het SCORE-tabel (Systematic Coronary Risk Estimation). Deze risicoscore maakt gebruik van de TC/HDL- ratio, leeftijd, geslacht, roken en de systolische bloeddruk. Het is beschikbaar in de vorm van een tabel, maar ook als interactieve calculator via diverse apps en websites, zoals de Vaatrisico-app en U-Prevent.nl.
Beleid bij verhoogd risico
Iemand met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten krijgt altijd adviezen voor een gezonde leefstijl. Patiënten met een (zeer) hoog risico krijgen daarnaast vaak medicamenteuze therapie, bijvoorbeeld om het cholesterolgehalte en/of de bloeddruk te verlagen. Dit hangt uiteraard af van de waardes (NHG et al. 2019 (NHG, NIV, NVvC, Multidisciplinaire Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM). Derde herziening, Utrecht (2019)) ).
GIP (Genees- en hulpmiddelen Informatie Project )-databank
Een gebruiker is in de GIP (Genees- en hulpmiddelen Informatie Project) databank gedefinieerd als een patiënt die gedurende een kalenderjaar minstens één voorschrift voor het betreffende geneesmiddel heeft ontvangen. Omdat iemand in een jaar verschillende geneesmiddelen kan gebruiken, kunnen gebruikersaantallen niet zomaar worden opgeteld. Een patiënt die een voorschrift voor zowel simvastatine als atorvastatine heeft ontvangen, telt mee als gebruiker van simvastatine én als gebruiker van atorvastatine; op het niveau van de cholesterolverlagers telt hij maar eenmaal mee.
Standaarddagdosering (DDD)
Het aantal gebruikers zegt niets over de gebruikte hoeveelheid van geneesmiddelen: de hoeveelheid geneesmiddelen kan per gebruiker variëren. Voor het meten en vergelijken van de gebruikte hoeveelheid wordt daarom gebruik gemaakt van het aantal standaarddagdoseringen. Een standaarddagdosering (DDD (Defined Daily Dose. Standaarddagdosering. ), Defined Daily Dose) is de hoeveelheid werkzame stof die een volwassene per dag krijgt voor de onderhoudsbehandeling van een ziekte of een aandoening. De standaarddagdosering wordt jaarlijks vastgesteld door het Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology. Het gepresenteerde aantal DDD's op VZinfo en GIP databank verschillen van elkaar. Op VZinfo wordt het aantal DDD's per dag weergegeven en op GIP databank wordt het aantal DDD’s per jaar weergegeven.
ATC-codes
Het classificatiesysteem van de World Health Organization deelt een geneesmiddel in door aan elke werkzame stof of combinaties daarvan een eigen code toe te kennen. Het antidepressivum Fluoxetine (Merknaam: Prozac®) heeft bijvoorbeeld de ATC-code: N 06 AB 03. De eerste letter (N) staat voor de anatomische hoofdgroep, in dit geval die van het zenuwstelsel (Nervous system). In combinatie met het tweecijferige getal (06) achter de N ontstaat de code voor de therapeutische subgroep. N06 is de code voor de therapeutische subgroep van de psychoanaleptica. De tweede letter (A) staat voor de farmacologische subgroep, de farmacologische subgroep N06A is die van de antidepressiva. In combinatie met de derde letter (B) onstaat de code voor de chemische subgroep. N06AB is de code voor de chemische subgroep van selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI's). Het laatste getal staat uiteindelijk voor de specifieke werkzame stof binnen de chemische subgroep. In dit geval dus fluoxetine. Op de GIP databank wordt het ATC-classificatiesysteem gebruikt dat door de WHO is vastgesteld in het meest recente rapportagejaar. Deze indeling is toegepast op alle voorgaande jaren, zodat de gegevens over alle jaren op dezelfde wijze zijn geclassificeerd.
ATC-codes per geneesmiddelgroep |
---|