Ziekteverzuim het laagst in de financiële dienstverlening

In 2023 was het ziekteverzuimpercentage De belangrijkste maat om ziekteverzuim te meten is het verzuimpercentage. Om dit te berekenen wordt het aantal verzuimdagen per jaar gemeten en vervolgens gedeeld ofwel door het aantal werkdagen per jaar ofwel door het aantal kalenderdagen per jaar (Zie: verantwoording > definities > maten om ziekteverzuim te meten). (De belangrijkste maat om ziekteverzuim te meten is het verzuimpercentage. Om dit te berekenen wordt het aantal verzuimdagen per jaar gemeten en vervolgens gedeeld ofwel door het aantal werkdagen per jaar ofwel door het aantal kalenderdagen per jaar (Zie: verantwoording > definities > maten om ziekteverzuim te meten).) gemiddeld 5,3% voor alle bedrijfssectoren samen, maar er zitten veel verschillen in ziekteverzuimpercentage tussen de bedrijfssectoren. In 2023 was het ziekteverzuimpercentage met 7,4% het hoogst in de gezondheids- en welzijnszorg, op ruime afstand gevolgd door de sector waterbedrijven en afvalbeheer en de sector vervoer en opslag (beide 6,3%). In de financiële dienstverlening lag het ziekteverzuimpercentage het laagst (3,3%) (Enquête Ziekteverzuim (CBS). Verzuimgevallen die volgens werknemers (deels) werkgerelateerd zijn, komen het meest voor in de sectoren gezondheids- en welzijnszorg en onderwijs. Twee van de belangrijkste redenen om te verzuimen als gevolg van werk in deze sectoren is vanwege psychosociale arbeidsbelasting (met name hoge werkdruk) en besmetting (NEA Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden); zie bronverantwoording).

Hoger verzuim in grote bedrijven

Het gemiddelde ziekteverzuimpercentage ligt over het algemeen hoger in grotere bedrijven dan in kleine bedrijven. In 2023 lag het ziekteverzuimpercentage bij bedrijven met 100 of meer werknemers op 6%, dat is twee keer zo hoog als bij bedrijven met 1 tot 10 werknemers (3%).


  • M. van der Noordt
  • P.E.D. Eysink (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • E.A. van der Wilk, red. (RIVM)