Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
Er is sprake van ziekteverzuim als een persoon een aantoonbare ziekte of gebrek heeft én daardoor ongeschikt is voor de uitvoering van het werk. Het ziekteverzuim in Nederland omvat zowel werkgebonden ziekteverzuim (bijvoorbeeld rugklachten door het tillen van zware lasten op het werk) als niet-werkgebonden ziekteverzuim (bijvoorbeeld door sportletsels). Het verzuim start op de dag dat de werknemer zich ziek meldt en duurt voort tot de dag van volledig herstel of tot 104 weken na de ziekmelding. Zwangerschaps- en bevallingsverlof tellen niet mee als ziekteverzuim.
Als iemand langer dan 104 weken ziek is en hierdoor niet of alleen gedeeltelijk kan werken, wordt hij of zij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt verklaard. Iemand die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, kan namelijk als gevolg van ziekte of gebreken met gangbare arbeid niet meer hetzelfde verdienen als gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring. Er zijn verschillende wetten/voorzieningen van kracht waarop een arbeidsongeschikte werknemer een beroep kan doen (UWV).
Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid zijn indicatoren van tijdelijke en meer langdurige functionele beperkingen in de arbeidssituatie. In die zin worden ze beschouwd als indicatoren voor de gezondheidstoestand van een populatie. De mate waarin ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vóórkomen in een populatie wordt ook beïnvloed door andere factoren, zoals maatregelen van de overheid en de macro-economische situatie (UWV).
Maten om ziekteverzuim te meten
Ziekteverzuimpercentage |
De belangrijkste maat om ziekteverzuim te meten is het verzuimpercentage. Om dit te berekenen wordt het aantal verzuimdagen per jaar gemeten en vervolgens gedeeld ofwel door het aantal werkdagen per jaar ofwel door het aantal kalenderdagen per jaar. Een minder gebruikte manier om het verzuimpercentage te meten is het aantal kalenderdagen vanaf de dag van de ziekmelding tot aan de dag van herstel per 100 kalenderdagen op jaarbasis te berekenen. |
Percentage werknemers dat verzuimt |
Een andere manier om ziekteverzuim te kwantificeren is het meten van het percentage van de beroepsbevolking dat minstens één keer per jaar verzuimt. Deze maat wordt o.a. gebruikt voor internationale vergelijkingen. |
Meldings- of verzuimfrequentie |
De meldings- of verzuimfrequentie geeft aan hoe vaak werknemers zich gemiddeld in een jaar ziek melden. De verzuimfrequentie wordt berekend door het aantal ziekmeldingen in een jaar te delen door het totaal aantal werknemers in een bepaalde populatie (bijvoorbeeld binnen Nederland of binnen een bedrijf). |
Verzuimduur |
Het aantal werkdagen dat werknemers in de afgelopen 12 maanden hebben verzuimd wegens ziekte. Hierbij tellen ook werknemers mee die niet verzuimd hebben. |
Maten om arbeidsongeschiktheid te meten
Instroom |
Het aantal nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in een bepaalde periode. |
Uitstroom |
Het aantal beëindigingen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in een bepaalde periode. |
Lopende uitkeringen |
Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op een bepaald moment. |
Instroompercentage |
Het aantal nieuwe uitkeringen in een jaar als percentage van de omvang van de beroepsbevolking een jaar eerder. Dit kan opgevat worden als de kans om een arbeidsongeschiktheidsuitkering te krijgen. |
Uitstroompercentage |
Het aantal beëindigde uitkeringen in een jaar als percentage van het aantal uitkeringen dat in dat jaar werd verstrekt. Dit kan opgevat worden als de kans op beëindiging van de uitkering in dat jaar. |
Arbeidsongeschiktheidspercentage |
Het aantal arbeidsongeschikten als percentage van de beroepsbevolking vermeerderd met het aantal arbeidsongeschikten, waarbij een arbeidsongeschikt persoon meetelt naar rato van arbeidsongeschiktheid. Dit percentage geeft dus niet het percentage personen met een uitkering. |
Arbeidsongeschiktheidswetten
Indien iemand niet of alleen gedeeltelijk kan werken wegens gezondheidsredenen gelden er verschillende wetten. De wetten zijn zo opgesteld dat iedereen beroep kan doen op één van de wetten.
Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsplicht Bij Ziekte (WULBZ) + Wet Verlening Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (VLZ) |
Als een werknemer ziek is, dan is de werkgever verplicht (krachtens de WULBZ en VLZ) om gedurende ten hoogste 104 weken minimaal 70% van het loon door te betalen, waarbij de eerste 52 weken ten minste het voor de werknemer geldende wettelijke minimumloon moet worden betaald. Werknemer en werkgever moeten zich daarbij redelijkerwijs inspannen om de werknemer weer aan het werk te krijgen (re-integratie). Werknemers die geen vaste werkgever hebben (zoals thuiswerkers, uitzendkrachten, flexwerkers en zieke werklozen) en werknemers die hun werk verliezen tijdens ziekte (door reorganisatie of tijdelijk contract), krijgen bij ziekte een uitkering vanuit de Ziektewet (ZW (Ziektewet)) door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen)). Voor loondoorbetaling tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof is de Wet Arbeid en Zorg (WAZO (Wet Arbeid en Zorg)) van kracht, zodat zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meetelt als ziekteverzuim (UWV). |
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)) |
Na twee jaar ziekteverzuim kan de werknemer een beroep doen op de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Er wordt dan door het UWV onderzoek gedaan naar de resterende verdiencapaciteit, oftewel wat iemand nog zou kunnen verdienen, en daarmee wordt ook de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald. De WIA is voor iedereen die arbeidsongeschikt geworden is vanaf 1 januari 2004. Iedereen die voor die tijd arbeidsongeschikt geworden is, valt onder de Wet arbeidsongeschiktheid (WAO (Wet arbeidsongeschiktheid. De WAO geldt alleen nog voor mensen die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering ontvingen. Sinds 2006 vallen arbeidsongeschikten meestal onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).)). De bepaling voor de mate van arbeidsongeschiktheid is vergelijkbaar met de WIA, maar er wordt niet naar de duurzaamheid gekeken. Ook is er bij de WAO al een uitkering mogelijk vanaf 15% arbeidsongeschiktheid (UWV). |
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten)) |
Indien een werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, komt hij of zij in aanmerking voor een uitkering op basis van de regeling 'Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten' (IVA). Deze uitkering valt binnen de WIA. De kans op herstel is bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid minimaal en de werknemer kan hooguit 20% van het oude loon verdienen (UWV). |
Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten)) |
Indien de werknemer ten minste 35% arbeidsongeschikt is of volledig arbeidsongeschikt is met kans op herstel komt de werknemer in aanmerking voor een uitkering ‘Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten’ (WGA), deze uitkering valt ook binnen de WIA (UWV). |
Werkloosheidswet (WW (Werkloosheidswet)) |
Wanneer de werknemer een arbeidsbeperking heeft, maar minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus 65% verdiencapaciteit heeft, wordt de werkgever geacht de werknemer in dienst te houden en aangepaste arbeid aan te bieden. Als dat niet mogelijk is, dan kan de werknemer een beroep doen op de Werkloosheidswet (WW). Er is dan geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (UWV, 2012). |
Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)) |
Beroepsbeoefenaren zonder werkgever, zoals zelfstandigen en hun meewerkende echtgenoten, moeten zelf maatregelen nemen om de financiële gevolgen af te dekken van arbeidsongeschiktheid. Bij arbeidsongeschiktheid die is ontstaan vóór 1 augustus 2004 kunnen beroepsbeoefenaren zonder werkgever nog een beroep doen op de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ). De minimale arbeidsongeschiktheid dient dan 25% te zijn (UWV). |
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong (Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten)) |
Daarnaast bestaat een arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor meerderjarigen zonder arbeidsverleden (Wajong). Dit zijn personen bij wie de arbeidsongeschiktheid is ontstaan voordat de persoon zich op de arbeidsmarkt kon begeven, voor het 17e jaar of tijdens de studie tot en met het 27e jaar. De minimale arbeidsongeschiktheid dient 25% te zijn. Sinds 2010 is de Wajong vernieuwd. Iedereen die vanaf dat moment een aanvraag Wajong doet en recht heeft op Wajong, kan in drie verschillende regelingen terecht komen. De uitkeringsregeling voor iedereen die blijvend geen arbeidsmogelijkheden heeft, de studieregeling voor degenen die ook recht hebben op een vorm van studiefinanciering en de werkregeling voor iedereen die nog enige arbeidsmogelijkheid heeft of van wie het in de toekomst nog te verwachten is. Met de invoering van de Participatiewet in 2015 is de Wajong opnieuw aangepast. De Wajong is vanaf 1 januari 2015 alleen nog toegankelijk voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. (UWV). |
Arbeidsongeschiktheidsklassen
Overzicht van arbeidsongeschiktheidsklassen, overeenkomstige resterende verdiencapaciteit, de arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen waar men een beroep op kan doen (+) of waarvoor men juist niet in aanmerking komt (-) en de minimale omvang van de bijbehorende uitkering.
Arbeidsongeschiktheids-klassen |
Resterende verdiencapaciteit |
WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)-IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten)a |
WIA-WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten)a |
WAO (Wet arbeidsongeschiktheid. De WAO geldt alleen nog voor mensen die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering ontvingen. Sinds 2006 vallen arbeidsongeschikten meestal onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).)b |
WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)c
|
Wajong (Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten) |
Omvang van de uitkering |
---|---|---|---|---|---|---|---|
minder dan 15% arbeidsongeschikt |
meer dan 84% |
- |
- |
- |
- |
- |
Geen recht op uitkering |
van 15% tot 25% arbeidsongeschikt |
van 75% tot 85% |
- |
- |
+ |
- |
- |
14% van de grondslag d |
van 25% tot 35% arbeidsongeschikt |
van 65% tot 75% |
- |
- |
+ |
+ |
+ |
21% van de grondslag |
van 35% tot 45% arbeidsongeschikt |
van 55% tot 65% |
- |
+ |
+ |
+ |
+ |
28% van de grondslag |
van 45% tot 55% arbeidsongeschikt |
van 45% tot 55% |
- |
+ |
+ |
+ |
+ |
35% van de grondslag |
van 55% tot 65% arbeidsongeschikt |
van 35% tot 45% |
- |
+ |
+ |
+ |
+ |
42% van de grondslag |
van 65% tot 80% arbeidsongeschikt |
van 20% tot 35% |
- |
+ |
+ |
+ |
+ |
50% van de grondslag |
meer dan 80% arbeidsongeschikt |
minder dan 21% |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
75% van de grondslag (70% bij WGA) |
a. Geldt voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan vanaf 1 januari 2004 (de eerst mogelijke ingangsdatum na wachttijd van 104 weken is 29-12-2005.
b. Geldt voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan vóór 1 januari 2004.
c. Geldt voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan vóór 1 augustus 2004.
d. De grondslag is gebaseerd op het genoten inkomen vóór de arbeidsongeschiktheid of op het minimumloon, bijvoorbeeld in het geval van jongeren zonder arbeidsverleden.