Deelname aan neonatale hielprikscreening bijna 99%
In 2023 is bij 98,8% van de pasgeborenen de hielprik afgenomen. Het deelnamepercentage is sinds 2020 licht gedaald en is sinds 2022 lager dan de signaalwaarde van 99,0%. Ondanks deze daling is het deelnamepercentage nog steeds hoog. Ouders maken iets vaker bezwaar tegen deelname (0,94% in 2023, versus 0,82% in 2022, 0,61% in 2021 en 0,42% in 2020) (van der Ploeg et al., 2024 (van der Ploeg, K., van der Mast, O., Verkerk, P., De neonatale hielprikscreening monitor 2023, Leiden (2024)) ).
De screening bestaat uit het afnemen van een beetje bloed uit de hiel van de pasgeborene. Het bloed wordt in het laboratorium op meer dan 25 aandoeningen onderzocht (zie Uitbreiding van de hielprik | pns.nl). De meeste van deze aandoeningen zijn erfelijk. Een snelle opsporing van de aandoeningen kan ernstige schade aan de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling van een kind voorkomen. De aandoeningen zijn meestal niet te genezen, maar wel altijd te behandelen, bijvoorbeeld met medicijnen of een dieet.
Hielprik spoort merendeel van de pasgeborenen met een aandoening waarop gescreend wordt op
In 2023 werd 98,7% van de pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening waarop gescreend wordt, opgespoord via de neonatale hielprikscreening (van der Ploeg et al., 2024 (van der Ploeg, K., van der Mast, O., Verkerk, P., De neonatale hielprikscreening monitor 2023, Leiden (2024)) ). Dit percentage ligt sinds 2002 tussen de 93 en 100%.
- E. Dekkers (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- W. Koster (RIVM)
- M.M. Harbers, red. (RIVM)