Jaarlijks overlijden gemiddeld 11 vrouwen aan de gevolgen van zwangerschap, baring of kraambed
In de periode 2006-2018 stierven in totaal 141 vrouwen op 2.304.271 levendgeborenen aan de gevolgen van zwangerschap, baring of kraambed, ofwel 6,1 moeders per 100.000 levendgeborenen. Gemiddeld zijn dat 11 moeders per jaar. Het gaat om sterfte tijdens de zwangerschap of binnen 42 dagen na beëindiging van de zwangerschap. Sterfgevallen die niet aan zwangerschap gerelateerd waren, zijn hierbij buiten beschouwing gelaten (zie definitie maternale sterfte, ook moedersterfte (Aantal vrouwen overleden ten gevolge van complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed (binnen 42 dagen na beëindiging van een zwangerschap). Deze sterftemaat wordt uitgedrukt per 100.000 levendgeborenen.) genoemd). Dan gaat het bijvoorbeeld om sterfte door verkeersongevallen en kanker (Kallianidis et al., 2022 (Kallianidis, A.F., Schutte, J.M., Schuringa, L.E.M. , Beenakkers, I.C.M. , Bloemenkamp, K.W.M., Braams-Lisman, B.A.M., Cornette, J., Kuppens, S.M. , Rietveld, A.L. , Schaap, T., Stekelenburg, J., Zwart, J.J., van den Akker, T., Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands, 2006-2018 (2022)) ).
Hartaandoeningen zijn meest voorkomende oorzaak moedersterfte
De meest voorkomende oorzaken van moedersterfte waren hartziekten, gevolgd door hypertensieve aandoeningen (Aandoeningen waarbij sprake is van een hoge bloeddruk ) en trombose. Van de 141 sterfgevallen ging het in 64% om directe moedersterfte (Directe maternale sterfte is het gevolg van complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed, van interventies, omissies of onjuiste behandeling, of van een reeks gebeurtenissen die voortvloeien uit deze complicaties. ) en 36% om indirecte moedersterfte (Indirecte maternale sterfte is het gevolg van een pre-existente ziekte of van een ziekte die tijdens de zwangerschap ontstond (en niet het gevolg was van directe obstetrische oorzaken) maar werd verergerd door de fysiologische effecten van de zwangerschap. ) en bij bijna de helft was verbetering mogelijk in de zorg die de vrouw heeft ontvangen (Kallianidis et al., 2022 (Kallianidis, A.F., Schutte, J.M., Schuringa, L.E.M. , Beenakkers, I.C.M. , Bloemenkamp, K.W.M., Braams-Lisman, B.A.M., Cornette, J., Kuppens, S.M. , Rietveld, A.L. , Schaap, T., Stekelenburg, J., Zwart, J.J., van den Akker, T., Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands, 2006-2018 (2022)) ).
Moedersterfte met 50% gedaald
In de periode 2006-2018 is de moedersterfte met 50% afgenomen vergeleken met de periode 1993-2005. De moedersterfte daalde van 12,1 per 100.000 levendgeborenen in 1993-2005 tot 6,1 per 100.000 levendgeborenen in 2006-2018. Zowel de directe als indirecte moedersterfte daalde (Kallianidis et al., 2022 (Kallianidis, A.F., Schutte, J.M., Schuringa, L.E.M. , Beenakkers, I.C.M. , Bloemenkamp, K.W.M., Braams-Lisman, B.A.M., Cornette, J., Kuppens, S.M. , Rietveld, A.L. , Schaap, T., Stekelenburg, J., Zwart, J.J., van den Akker, T., Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands, 2006-2018 (2022)) ).
Moedersterfte door hoge bloeddruk gedaald
In 1993-2005 waren hypertensieve aandoeningen nog verantwoordelijk voor 31% van de moedersterfte en daarmee de meest voorkomende oorzaak. In 2006-2018 was dit aandeel gedaald tot 14% en zijn hartziekten met 15% de meest voorkomende oorzaak (Kallianidis et al., 2022 (Kallianidis, A.F., Schutte, J.M., Schuringa, L.E.M. , Beenakkers, I.C.M. , Bloemenkamp, K.W.M., Braams-Lisman, B.A.M., Cornette, J., Kuppens, S.M. , Rietveld, A.L. , Schaap, T., Stekelenburg, J., Zwart, J.J., van den Akker, T., Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands, 2006-2018 (2022)) ). De daling voor hypertensieve aandoeningen is in lijn met de afname van het aantal nieuwe gevallen (incidentie (Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief.)) van eclampsie door een snellere behandeling van hypertensie (hoge bloeddruk ) in de zwangerschap na aanpassing van de richtlijn ‘Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap’ (Schaap et al., 2019 (Schaap, T.P., van den Akker, T., Bloemenkamp, K.W.M., Zwart, J., van Roosmalen, J., A national surveillance approach to monitor incidence of eclampsia: The Netherlands Obstetric Surveillance System. (2019)) ; Koopmans et al., 2009 (Koopmans, C.M. , Bijlenga, D. , Groen, H., Vijgen, S.M. , Aarnoudse, J.G. , Bekedam, van den Berg, P.P., Induction of labour versus expectant monitoring for gestational hypertension or mild pre-eclampsia after 36 weeks' gestation (HYPITAT): a multicentre, open-label randomised controlled trial (2009)) ). Een mogelijke verklaring voor de grotere bijdrage van hartziekten zijn veranderingen in het risicoprofiel van zwangere vrouwen. Er zijn meer zwangere vrouwen met een hogere leeftijd, met overgewicht (Er is sprake van overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) ≥ 25 kg/m2 ) en/of met een al voor de zwangerschap bestaande hartziekte (Kallianidis et al., 2022 (Kallianidis, A.F., Schutte, J.M., Schuringa, L.E.M. , Beenakkers, I.C.M. , Bloemenkamp, K.W.M., Braams-Lisman, B.A.M., Cornette, J., Kuppens, S.M. , Rietveld, A.L. , Schaap, T., Stekelenburg, J., Zwart, J.J., van den Akker, T., Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands, 2006-2018 (2022)) ).
Aantal meldingen van suïcide is toegenomen
Als ook sterfte na 42 dagen en tot en met één jaar na de bevalling wordt meegerekend (late moedersterfte), dan blijkt ook suïcide (zelfmoord) een belangrijke oorzaak van sterfte. Suïcide is in 2006-2018 twee keer zo vaak gemeld als in de periode 1993-2005. Deze toename is in lijn met de toename van suïcide onder de algemene bevolking tussen 2007 en 2017. De toename kan echter ook deels verklaard worden door een betere rapportage van suïcide en van late moedersterfte (Kallianidis et al., 2022 (Kallianidis, A.F., Schutte, J.M., Schuringa, L.E.M. , Beenakkers, I.C.M. , Bloemenkamp, K.W.M., Braams-Lisman, B.A.M., Cornette, J., Kuppens, S.M. , Rietveld, A.L. , Schaap, T., Stekelenburg, J., Zwart, J.J., van den Akker, T., Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands, 2006-2018 (2022)) ).
- A.F. Kallianidis (Auditcommissie Maternale Sterfte en Morbiditeit NVOG)
- J.J. Zwart (Auditcommissie Maternale Sterfte en Morbiditeit NVOG)
- M.M. Harbers, red. (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))