Bijna 253.000 mensen met een persoonlijkheidsstoornis bekend bij de huisarts 

In 2021 stonden ongeveer 252.800 mensen bij de huisarts geregistreerd met één of meerdere persoonlijkheidsstoornissen. Het betrof 108.600 mannen en 144.100 vrouwen. Dit komt overeen met 12,5 per 1.000 mannen en 16,3 per 1.000 vrouwen. De jaarprevalentie Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar. (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.) betreft alle mensen die ergens in het jaar 2021 bekend waren bij de huisarts met een persoonlijkheidsstoornis. Deze mensen hoeven niet allemaal in 2021 contact te hebben gehad met de huisarts voor een persoonlijkheidsstoornis. De diagnose wordt doorgaans niet gesteld door de huisarts, maar door een gespecialiseerd psycholoog of psychiater. 

Minder persoonlijkheidsstoornissen onder ouderen

Op basis van de gegevens van de huisartsenregistraties lijken persoonlijkheidsstoornissen meer voor te komen onder jongvolwassenen dan onder ouderen. Dit is in overeenstemming met bestaande literatuur, waaruit blijkt dat er sprake is van een zekere mate van natuurlijk herstel van persoonlijkheidsstoornissen. Behandeling kan dit proces versnellen. Vooral symptomen van de borderline- en antisociale-persoonlijkheidsstoornis lijken af te nemen met de leeftijd. Dit is deels te verklaren door de verandering van relevante persoonlijkheidstrekken met de leeftijd, zoals een verhoging van emotionele stabiliteit en een afname van impulsiviteit. Daarnaast zijn veel van de criteria voor persoonlijkheidsstoornissen vooral op maat van volwassenen geschreven. Hierdoor zijn de criteria minder vaak van toepassing op ouderen, waardoor in deze groep een lagere prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) wordt gevonden (Hutsebaut et al. 2017Hutsebaut, J., Videler, A. C., Schoutrop, M. J. A., van Amelsvoort, T. A. M. J., van Alphen, S. P. J., Persoonlijkheidsstoornissen: levensloopbenadering zinvol (2017)van Alphen 2010van Alphen, S. P. J., Prevalentie, diagnostiek en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen (2010)Verheul et al. 2016Verheul, R, Kaasenbrood, A., Tuithof, M, Kleinjan, M, Dorsselaer, S., ten Have, M., de Graaf, R, Prevalence rates of borderline personality disorder symptoms: a study based on the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2. (2016)Roberts et al. 2006Roberts, BW., Walton, KE., Viechtbauer, W, Patterns of mean-level change in personality traits across the life course: a meta-analysis of longitudinal studies. (2006)Lilienfeld 2005Lilienfeld, SO., Longitudinal studies of personality disorders: four lessons from personality psychology. (2005)Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ 2008Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ, Multidisciplinaire Richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen. Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van volwassen patiënten met een persoonlijkheidsstoornis, Utrecht (2008)).


199.105 personen met DBC-gefinancierd zorgtraject voor persoonlijkheidsstoornissen 

In 2019 waren er 199.105 mensen die een zorgtraject De zorg die wordt geleverd vanaf het moment dat iemand zich met een zorgvraag bij een medisch specialist meldt. In dit zorgtraject worden alle uitgevoerde zorgactiviteiten vastgelegd die in het kader van diagnostiek en behandeling worden uitgevoerd. (De zorg die wordt geleverd vanaf het moment dat iemand zich met een zorgvraag bij een medisch specialist meldt. In dit zorgtraject worden alle uitgevoerde zorgactiviteiten vastgelegd die in het kader van diagnostiek en behandeling worden uitgevoerd.) voor een persoonlijkheidsstoornis ontvingen in de GGZ Geestelijke gezondheidszorg (Geestelijke gezondheidszorg). Het betrof 69.530 mannen en 129.580 vrouwen (door afronding is de som niet altijd gelijk aan de onderliggende waarden). Dit komt overeen met 1.000 per 100.000 mannen en 1.813 per 100.000 vrouwen. Dit aantal is gebaseerd op het aantal Diagnose Behandel Combinaties (DBC Diagnose Behandeling Combinatie. Een DBC geeft het geheel van activiteiten van de behandelaar weer (bijvoorbeeld vormen van diagnostiek, behandeling, begeleiding, et cetera) voortvloeiend uit de zorgvraag van de patiënt. (Diagnose Behandeling Combinatie. Een DBC geeft het geheel van activiteiten van de behandelaar weer (bijvoorbeeld vormen van diagnostiek, behandeling, begeleiding, et cetera) voortvloeiend uit de zorgvraag van de patiënt.)’s) voor de hoofgroep persoonlijkheidsstoornissen als primaire- of nevendiagnose in 2019. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis die behandeld worden in de forensische GGZ, zijn niet in de cijfers meegenomen. Dit veroorzaakt een onderschatting van het aantal mensen dat een behandeling ontvangt voor een persoonlijkheidsstoornis. 


Aantal nieuwe gevallen van persoonlijkheidsstoornissen onbekend

Het is moeilijk om het moment vast te stellen waarop een persoonlijkheidsstoornis voor het eerst optreedt. Dit komt doordat klachten zich geleidelijk en vanaf jonge leeftijd ontwikkelen. Daarnaast wordt meestal niet in eerste instantie hulp gezocht voor de persoonlijkheidsstoornis, maar voor andere problemen die uit deze stoornis voortkomen, zoals relatieproblemen en depressie. Om deze redenen is het vrijwel onmogelijk om het aantal nieuwe gevallen van persoonlijkheidsstoornissen te bepalen.


  • C.L. Zomer (RIVM)
  • F.L. Hakstege (RIVM)
  • J. Hutsebaut (de Viersprong)
  • J.W. Vanhommerig (NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
  • M.J.J.C. Poos (RIVM)
  • A.M. Gommer, red. (RIVM)
  • C. Hendriks, red. (RIVM)