Internationale vergelijking fijn stof

Sla de grafiek Concentratie fijn stof (PM 10) in 2019 over en ga naar de datatabel

Bron: Eurostat, 2022

  • Geen gegevens voor Malta
  • Gecorrigeerd voor bevolkingsdichtheid (populatiegewogen)

Concentratie fijn stof in Nederland gemiddeld

In vergelijking met andere landen in de Europese Unie (EU Europese unie (Europese unie)) en de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA, Engelse afkorting EFTA) behoren de jaargemiddelde PM10 (fijn stof) concentraties in Nederland tot de brede middenmoot (Eurostat, 2022). De jaargemiddelden zijn het hoogst in Zuid- en Oost-Europese landen en het laagst in Noord-Europese landen. De concentraties fijn stof zijn vooral hoog in gebieden van Europa met een droog of continentaal klimaat. Fijn stof is in een nat zeeklimaat minder vaak een probleem, omdat het fijn stof daar door neerslag uit de lucht verdwijnt (EEA 2004EEA, EEA signals 2004 - A European Environment Agency update on selected issues, Copenhagen (2004)). Door verschillen in (onder meer) gebruikte methoden moeten de verschillen tussen landen voorzichtig worden geïnterpreteerd (Eurostat 2019Eurostat, Eurostat Metadata. Urban population exposure to air pollution by particulate matter (t2020_rn210) (2019)). 


Internationale vergelijking zwemwater

Sla de grafiek Zwemwaterkwaliteit 2022 over en ga naar de datatabel

Bron: EEA 2023EEA, European bathing water quality in 2022, Luxemburg (2023)

  • Het betreft officiële zwemlocaties aan de kust en binnenwateren, zoals meren en rivieren. 

Zwemwaterkwaliteit in Nederland gelijk aan EU Europese unie (Europese unie)-gemiddelde

Het percentage Nederlandse zwemlocaties waar de kwaliteit van het zwemwater minimaal voldoende is, is in 2021 nagenoeg gelijk aan het gemiddelde van de Europese Unie (94,2% in Nederland versus 95,9% in de EU). Nederland behoort met 3,4% echter ook tot de drie EU-landen waar het water op 3% of meer van de zwemlocaties van slechte kwaliteit is (EEA 2023EEA, European bathing water quality in 2022, Luxemburg (2023)). 


Relatief lage belasting door ioniserende straling in Nederland

De stralingsbelasting door ioniserende straling is in Nederland laag in vergelijking met het buitenland. Dit komt door een gunstige bodem waar relatief weinig radon of thoron uit vrij komt. Hierdoor zijn de jaargemiddelde radonconcentratie in Nederlandse woningen en gebouwen ook relatief laag is. Door de gunstige bodem is ook de gemiddelde hoeveelheid gammastraling binnenshuis relatief laag. In andere Europese landen zijn radonconcentraties in het binnenmilieu vaak veel hoger omdat er rotsachtige bodems zijn waaruit veel radon vrijkomt. Verder is ook de invloed van straling uit de ruimte niet erg groot omdat we ongeveer op zeeniveau leven en er dus meer atmosfeer boven ons is om ons te beschermen tegen de straling uit de ruimte. Bovendien ligt Nederland nog voldoende ver van de poolcirkel waar de meeste straling uit de ruimte de aarde bereikt (Smetsers & Bekhuis 2021Smetsers, R. C. G. M., Bekhuis, P. D. B. M., Blootstelling aan natuurlijke bronnen van ioniserende straling in Nederland. RIVM-rapport 2021-0032, Bilthoven (2021)).

Door verschillen in methoden is internationale vergelijkbaarheid beperkt

Door verschillen in gebruikte meet- en berekeningsmethoden moeten verschillen tussen landen voorzichtig worden geïnterpreteerd.  Bij het meten van de blootstelling aan radon binnenshuis speelt bijvoorbeeld dat enkele landen gebruik hebben gemaakt van radondetectoren die ook gevoelig zijn voor thoron. Dat leidt in die landen tot een overschatting van de radonconcentratie binnenshuis. Daar staat tegenover dat de meeste landen geen betrouwbare gegevens hebben over de blootstelling aan thoron waardoor voor throron een vergelijking van de situatie in Nederland met die in andere landen niet mogelijk is (Smetsers & Bekhuis 2021Smetsers, R. C. G. M., Bekhuis, P. D. B. M., Blootstelling aan natuurlijke bronnen van ioniserende straling in Nederland. RIVM-rapport 2021-0032, Bilthoven (2021)).  


 

  • F.M. Schets (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • F.R.J. den Hertog (RIVM)
  • M. Harbers, red. (RIVM)
  • P.D.B.M. Bekhuis (RIVM)