Illustratie

Luchtverontreiniging

Berekening gezondheidseffecten ozon

Berekeningen van de gezondheidseffecten van ozon zijn gebaseerd op relatieve risicocijfers uit de HRAPIE Health risks of air pollution in Europe - HRAPIE Project (Health risks of air pollution in Europe - HRAPIE Project)-studie van de WHO (WHO Europe 2013WHO Europe, Health risks of air pollution in Europe – HRAPIE project Recommendations for concentration–response functions for cost–benefit analysis of particulate matter, ozone and nitrogen dioxide, Copenhagen (2013)) en VTV In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. (In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland.) diagnosegroepen. Daarbij is uitgegaan van een 8-uursgemiddelde ozonconcentraties (van 12 tot 20 uur) van 58 ug/m3. Ook is er van uitgegaan dat er geen drempelwaarde bestaat waaronder geen effecten meer zullen optreden. Dit wijkt af van de HRAPIE aanbeveling om dagen met een maximale 8-uursgemiddelde ozonconcentratie van minder dan 20 ug/m3 niet in de berekeningen te betrekken.

Achterliggende cijfers en bronnen


Straling

Gezondheidsgevolgen van gemiddelde stralingsdosis moeilijk te schatten

De gezondheidsgevolgen van de gemiddelde stralingsdosis die een Nederlander jaarlijks ontvangt, zijn moeilijk te schatten. Het is namelijk niet mogelijk om de kankergevallen die door ioniserende straling ontstaan te identificeren. Risico’s kunnen wel geschat worden op basis van epidemiologisch onderzoek bij hoge blootstellingniveaus, maar dan is daarna een extrapolatie naar de lagere niveaus nodig. Dat gebeurt nu veelal met een lineaire relatie. Voor de blootstelling in Nederland komen we dan op circa 2.000 sterfgevallen per jaar. Daarbij zijn veel kanttekeningen te plaatsen. Zo is het door straling toegevoegde risico minder indien de blootstelling op latere leeftijd plaatsvindt, en is er onzekerheid over de geldigheid van de lineaire extrapolatie.


Indexatie

Vooral bij de weergave van trends in de tijd zijn de trendcijfers vaak geïndexeerd. Een geïndexeerde trend laat ontwikkelingen in de tijd zien ten opzichte van een gekozen basisjaar. Dit gebeurt door de cijfers van alle jaren weer te geven als percentage van het cijfer in een gekozen basisjaar. Het cijfer in het basisjaar is gelijk gesteld aan 100(%). Indexatie maakt zichtbaar hoe groot de percentuele toe- of afname is ten opzichte van dat basisjaar. Door als basisjaar het eerste jaar in de grafiek te kiezen, kun je snel zien wat de verandering over de hele weergegeven periode is en ook of er grote verschillen zijn voor de onderscheiden groepen (mannen en vrouwen bijvoorbeeld).

Indexatie kan ook gebruikt worden voor het weergeven van regionale verschillen. Hierbij wordt het landelijke cijfer bijvoorbeeld gelijk gesteld aan 100(%). Een regionaal cijfer boven of onder de 100 duidt erop dat het respectievelijk hoger of lager is dan het landelijke cijfer. Voorafgaand aan indexatie worden de cijfers vaak gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling van de populaties.


Inkomensklassen in kwintielen

Het inkomen van een persoon is uitgedrukt door het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. Het besteedbare huishoudensinkomen is het totaal aan loon, winst en inkomen uit vermogen, vermeerderd met uitkeringen en toelagen en verminderd met premies en belastingen. Gecorrigeerd voor omvang en samenstelling van het huishouden levert dat vervolgens het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De inkomensklassen van personen zijn bepaald aan de hand van de kwintielscore van het huishouden waartoe de persoon (respondent) behoort op basis van het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De kwintielscore volgt uit een rangschikking naar oplopend inkomen van alle huishoudens in Nederland met een bekend inkomen, waarna vijf groepen huishoudens van gelijke omvang worden gevormd. 

  • De laagste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van maximaal het 20%-percentiel (het eerste kwintiel).
  • De laag midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 20%-percentiel en het 40%-percentiel (het tweede kwintiel).
  • De midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 40%-percentiel en het 60%-percentiel (het derde kwintiel).
  • De hoog midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 60%-percentiel en het 80%-percentiel (het vierde kwintiel).
  • De hoogste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van minimaal het 80%-percentiel (het vijfde kwintiel).

De inkomensgrenzen tussen deze vijf 20%-groepen verschillen van jaar tot jaar.


Werksituatie: wel of geen betaald werk

Personen die tenminste 1 uur per week betaald werk doen worden gerekend tot de groep "betaald werk".
Onder de groep "geen betaald werk" worden personen gerekend die geen of minder dan 1 uur per week betaald werk doen. Tot deze groep behoren gepensioneerden, arbeidsongeschikten, werklozen, bijstandontvangers, huismannen/huisvrouwen en studerenden.