Risicofactoren voor zorginfecties
Zorginfecties ontstaan tijdens of in aansluiting op verblijf in instelling
Zorginfecties zijn infecties die ontstaan tijdens of in aansluiting op het verblijf of behandeling in een zorginstelling (ziekenhuis, verpleeghuis, zelfstandig behandelcentrum). De zorginfecties zijn vaak het gevolg van invasieve handelingen, zoals operaties of het gebruik van katheters, die plaatsvinden in een zorginstelling en/of door de verminderde weerstand van de patiënt. In de tabel zijn de risicofactoren voor het ontstaan van vier typen zorginfecties weergegeven (WHO, 2011 (WHO, Report on the Burden of Endemic Health Care-Associated Infection Worldwide. A systematic review of the literature, Geneve (2011)) ).
Implantaten verhogen het risico op een postoperatieve wondinfectie
Bij het gebruik van implantaten (bijvoorbeeld een heupprothese of een borstimplantaat) is er een bijzonder risico op POWI (Postoperatieve wondinfecties). De aanwezigheid van het implantaat heeft een negatieve invloed op de lokale weerstand tegen infecties.
Gebruik van katheter verhoogt risico op urineweginfecties
Urineweginfecties zijn één van de meest voorkomende zorginfecties. Bij het gebruik van een urethrakatheter hechten micro-organismen zich aan de katheter en daarmee neemt de kans op een urineweginfectie toe. Uit de prevalentiemeting van PREZIES (Preventie van Ziekenhuisinfecties door Surveillance) in 2019, bleek dat 60% van de urineweginfecties gerelateerd was aan het gebruik van een urethakatheter (RIVM, 2020 (RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2015 t/m 2019: Prevalentieonderzoek ziekenhuizen. , Bilthoven (2020)) ). Als complicatie van een urineweginfectie kan een urosepsis (bacteriëmie vanuit de urinewegen) optreden.
Kunstmatige beademing kan leiden tot luchtweginfecties
Luchtweginfecties komen vooral voor bij patiënten met een verstoorde afweer, patiënten met chronische luchtwegaandoeningen en bij patiënten die in een ziekenhuis kunstmatig worden beademd. Uit de prevalentiemeting van PREZIES in 2019, bleek dat bij 9% van de patiënten die als zorginfectie een longontsteking hadden opgelopen, het ontstaan gerelateerd was aan kunstmatige beademing (RIVM, 2021 (RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2016 t/m 2020: Prevalentieonderzoek zorginfecties ziekenhuizen., Bilthoven (2021)) ). Kunstmatige beademing door intubatie verstoort de natuurlijke afweer; er kan zich slijm met daarin micro-organismen ophopen in de luchtwegen. Postoperatieve pijn bij buik- of hart-longoperaties belemmert de ademhaling en ‘ophoesten’, waardoor een luchtweginfectie kan ontstaan.
Risicofactoren voor zorginfecties
|
Zorginfecties |
|||
---|---|---|---|---|
Risicofactor |
POWI |
UWI (Urineweginfectie) |
LWI |
Primaire sepsis (Sepsis is een klinisch syndroom dat gekenmerkt wordt door een algemene ontstekingsreactie van het hele lichaam op een infectie. Het is een zeer ernstige aandoening met een aanzienlijke kans dat de patiënt in korte tijd overlijdt. Vaak wordt het omschreven als bloedvergiftiging. ) |
Hogere besmettingsgraad van het operatiegebied, zoals bij operaties aan de dikke darm |
+ |
|
|
|
Langere duur van de operatieve ingreep |
+ |
|
|
|
Operaties volgens de zgn open procedure | + | |||
Ernstiger onderliggend lijden van de patiënt (uitgedrukt in de ASA-score) |
+ |
|
|
|
Hogere leeftijd |
+ |
|
|
|
Hebben van ernstig overgewicht (Er is sprake van overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) ≥ 25 kg/m2 ) |
+ |
|
|
|
Langdurig pre-operatief verblijf in het ziekenhuis |
+ |
|
|
|
Aanwezigheid van een infectie elders in het lichaam op het moment van een operatieve ingreep |
+ |
|
|
|
Gebruik van implantaten |
+ |
|
|
|
Manipulaties aan de urinewegen |
|
+ |
|
|
Gebruik van medische hulpmiddelen zoals een urethrakatheter, beademing of CVK (centraal veneuze katheter. Een CVK is een katheter die wordt ingebracht in een grote ader, meestal onder het sleutelbeen, in de hals of in de lies. Anders dan bij een perifere veneuze katheter (‘infuus’ genoemd, die meestal in een kleine ader in de onderarm wordt ingebracht), kan een CVK langere tijd blijven zitten, en geeft het patiënten meer bewegingsvrijheid. Een CVK wordt gebruikt om geconcentreerde vloeistoffen (zoals voeding en medicijnen) toe te dienen, bloed mee af te nemen, de hemodynamische druk te monitoren, en voor tijdelijke dialyse. Ook de perifeer ingebrachte centraal veneuze katheter (PICC), die via een ader in bijvoorbeeld de bovenarm wordt ingebracht, wordt tot de CVK’s gerekend. ) |
|
+ |
+ |
+ |
Slechte diurese (weinig urineproductie, lage plasfrequentie) |
|
+ |
|
|
Verstoorde afweer |
+ |
+ |
+ |
+ |
Aanwezigheid van chronische luchtwegaandoeningen |
|
|
+ |
|
Kunstmatige beademing door intubatie |
|
|
+ |
|
Postoperatieve pijn bij buik- of thoracale operatie |
|
|
+ |
|
Langere lijnduur (De lijnduur is het totale aantal dagen dat een patiënt een centraal veneuze katheter (CVK) in een vene heeft ) CVK |
|
|
|
+ |
Gebruik CVK voor parenterale voeding |
|
|
|
+ |
- POWI = postoperatieve wondinfectie; UWI = urineweginfectie; LWI = luchtweginfectie; CVK = centraal veneuze katheter
- Primaire sepsis
- Operaties volgens een open procedure zijn operaties waarbij een incisie (snede) wordt gemaakt. Deze hebben vaak een groter risico op een POWI dan een kijkoperatie
Verwekkers van zorginfecties
ESBL-bacterie is de meest voorkomende resistente verwekker
Een klein aandeel van de verwekkers van zorginfecties in ziekenhuizen behoort tot de bijzonder resistente bacteriën. Bij de zorginfecties met een bijzonder resistent micro-organisme (BRMO (Bijzonder Resistente Micro-Organismen (BRMO) zijn resistent tegen de eerstekeuze-antibiotica of tegen meerdere groepen antibiotica. Het gevolg is dat artsen bij het voorschrijven of toedienen moeten uitwijken naar 'laatste redmiddelen', waartegen ook in toenemende mate resistentie dreigt te ontstaan. De toename in resistentie tegen laatste redmiddelen betekent dat de keuze voor een antibioticum dat goed werkt, steeds moeilijker wordt. )) is de ESBL (ESBL staat voor Extended Spectrum Beta-Lactamase. Dit is een enzym dat bepaalde soorten antibiotica (penicillines en cefalosporines) kan afbreken. Hoewel de term ESBL strikt genomen staat voor de enzymen die de antibiotica afbreken, wordt zij in de praktijk gebruikt om de bacteriën zelf aan te duiden. )-bacterie de meest voorkomende verwekker. Niet altijd wordt echter een kweek afgenomen en is de verwekker bekend (RIVM, 2021 (RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2016 t/m 2020: Prevalentieonderzoek zorginfecties ziekenhuizen., Bilthoven (2021)) ).
Gevolgen van zorginfecties
Zorginfecties leiden tot aanzienlijk langere opnameduur in ziekenhuizen
Zorginfecties verhogen de ziektelast (De ziektelast wordt uitgedrukt in Disability Adjusted Life Years (DALY) en is opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte), en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan (ziektejaarequivalenten).) van patiënten en leiden tot extra behandelingen met bijvoorbeeld antibiotica (Antibiotica zijn medicijnen die bacteriën doden of remmen in de groei. Er zijn verschillende groepen antibiotica die onderling verschillen in chemische structuur. Daardoor zijn niet alle antibiotica tegen dezelfde bacteriën effectief. ), operatieve ingrepen of heropnamen. Ook hebben patiënten met een zorginfectie een langere opnameduur dan patiënten zonder zorginfectie (Hopmans et al., 2019 (Hopmans, T. E. M., Smid, E. A., Wille, J.C., van der Kooi, T. I. I., Koek, M. B. G., Vos, M.C., Geerlings, S. E., de Greeff, S.C., Trends in prevalence of healthcare-associated infections and antimicrobial use in hospitals in the Netherlands: 10 years of national point-prevalence surveys. (2019)) ). Daarbij dient opgemerkt te worden dat relatief ernstig zieke patiënten door hun conditie een grotere kans op een infectie hebben en langer in het ziekenhuis verblijven, waardoor het risico van een zorginfectie toeneemt. Relatief gezonde patiënten worden sneller ontslagen en hebben een kortere ligduur en daarmee een kleinere kans om een zorginfectie te krijgen.
- T.E.M. Hopmans (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- M. Harbers, red. (RIVM)