Incidentie van POWI’s verschilt tussen chirurgische ingrepen

De cumulatieve incidentie Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief. (Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief.) van postoperatieve wondinfecties (POWI Postoperatieve wondinfecties (Postoperatieve wondinfecties)’s) verschilt aanzienlijk tussen chirurgische ingrepen. Vooral bij operaties aan colon (dikke darm) en galblaas is er een hoger infectierisico dan bij bijvoorbeeld het inbrengen van een heupprothese. De incidentie is het hoogst bij 'Colonresectie, sigmoid, open procedure' (verwijdering van het laatste deel van de dikke darm waarbij de buikwand geopend wordt), deze bedroeg 18,1 per 100 operaties in de periode 2018-2022. Over het algemeen leiden bij chirurgische ingrepen open procedures vaker tot een POWI dan gesloten procedures (RIVM 2023RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2018-2022: Postoperatieve Wondinfecties, Bilthoven (2023)). Zorginstellingen die aan de module Postoperatieve wondinfecties deelnemen, kunnen het optreden van infecties bij een aantal vastgestelde indicatoroperaties registreren (RIVM 2023RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2018-2022: Postoperatieve Wondinfecties, Bilthoven (2023)). Deze indicatoroperaties betreffen vijf specialismen (cardiochirurgie, algemene chirurgie, orthopedie, verloskunde en neurochirurgie). Medewerkers van de zorginstellingen zelf registreren of patiënten een POWI hebben gekregen. We spreken van cumulatieve incidentie om aan te geven dat deze maat het optreden van POWI’s over een standaard follow-up periode uitdrukt. Deze periode was ten tijde van de surveillance, afhankelijk van het type operatie 30 dagen of 90 dagen. 

Tabel: Cumulatieve incidentie postoperatieve wondinfecties 2018-2022. Aantal per 100 operaties
Chirurgische ingreep Aantal operaties Totaal POWI % (N) 95%BI Betrouwbaarheidsinterval (Betrouwbaarheidsinterval)
Cardiochirurgie      
Bypassoperatie hart 4.723 2,4 (114) 2,0 - 2,9
Mammachirurgie      
Borstamputatie (zonder implantaat) 9.308 4,9 (457) 4,5 - 5,3
Borstsparende operatie (zonder implantaat) 22.628 2,7 (612) 2,5 - 2,9
Chirurgie van colon en galblaas      
Verwijderen van de galblaas, gesloten procedure 30.006 2,8 (842) 2,6 - 3
Colonchirurgie, combinatie van alle gesloten procedures 11 7,0 (760) 6,6 - 7,5
Orthopedische chirurgie      
Primaire totale heupprothese 118.727 1,2 (1423) 1,1 - 1,3
Primaire totale knieprothese (vanaf 2019) 73.241 0,9 (646) 0,8 - 0,9
Verloskunde      
Keizersnede 28.668 1,5 (421) 1,3 - 1,6
Neurochirurgie      
Operatie aan rug of wervels 6.451 1,1 (74) 0,9 - 1,4

Bron: PREZIES

  • Hier wordt het gemiddelde van vijf jaar gepresenteerd omdat per jaar (het aantal) deelnemende ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra kunnen verschillen.
  • De tabel toont voor vijf specialismen de indicatoroperaties die relatief vaak en in veel instellingen worden uitgevoerd.
  • BI = Betrouwbaarheidsinterval

Helft POWI's betreft diepe POWI

In de periode 2018-2022 werden in 67 zorginstellingen (locaties van ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra) bij 350.658 zogenaamde indicatoroperaties 6.683 (1,9%) postoperatieve wondinfecties (POWI) vastgesteld. Bij 32% (n = 2.153) van de ingrepen betrof het een oppervlakkige POWI en bij 51% (n = 3.461) een diepe POWI. Een oppervlakkige POWI is een infectie van de huid en subcutaan weefsel van de incisie (insnijding). Bij een diepe POWI is sprake van een infectie van diepliggend weefsel van de incisie en organen en/of van de holte waarin organen liggen. Er werden 1.069 POWI’s vastgesteld bij patiënten die een mamma-operatie ondergingen zonder implantaat (16%). Bij deze ingrepen wordt geen onderscheid gemaakt tussen diepe en oppervlakkige infecties. Bij 80% (n = 5.374)  van de POWI’s werd de infectie vastgesteld na ontslag uit de zorginstelling (RIVM 2023RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2018-2022: Postoperatieve Wondinfecties, Bilthoven (2023)). Het aantal ingrepen in 2020 is lager dan de jaren ervoor, waarschijnlijk voornamelijk door de afschaling van zorg gedurende dat jaar door de COVID-19 pandemie. In 2021 steeg het aantal ingrepen weer iets. Deze stijging heeft zich in 2022 doorgezet, maar het aantal ingrepen is nog niet op hetzelfde niveau als voor de COVID-19 pandemie.

Puntprevalentie en cumulatieve incidentie POWI’s niet te vergelijken

De puntprevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment, absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment, absoluut of relatief.) en cumulatieve incidentie van POWI’s kunnen om een aantal redenen niet met elkaar vergeleken worden. Zo zijn bij een prevalentiemeting in een ziekenhuis zieke patiënten (met een grotere kans op een infectie) oververtegenwoordigd; relatief gezonde patiënten worden sneller ontslagen, hebben een kortere ligduur en hebben dus een kleinere kans om in de meting terecht te komen. Daarnaast beperkt de incidentiemeting zich tot POWI’s bij indicatoroperaties, en worden bij de prevalentiemeting POWI’s van alle operaties meegeteld. Bovendien wordt bij de prevalentiemeting op één moment vastgesteld of er een infectie aanwezig is, terwijl bij de incidentiemeting een follow-up duur na ontslag uit de zorginstelling verplicht is.


  • T.E.M. Hopmans (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • M. Harbers, red. (RIVM)