Ongeveer 1,5 miljoen ambulance-inzetten

In 2022 is in Nederland 1.489.572 keer een ambulance ingezet. Dat is 80,6 ambulance-inzetten per 1.000 inwoners. Binnen de ambulancezorg wordt onderscheid gemaakt tussen spoedeisende (A1-inzetten Spoedeisende rit in opdracht van de centralist van de MKA in geval van acute bedreiging van de vitale functies van de patiënt en in het geval dat dit gevaar pas na beoordeling door de ambulancebemanning ter plaatse kan worden uitgesloten. (Spoedeisende rit in opdracht van de centralist van de MKA in geval van acute bedreiging van de vitale functies van de patiënt en in het geval dat dit gevaar pas na beoordeling door de ambulancebemanning ter plaatse kan worden uitgesloten.) en A2-inzetten Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag waaruit blijkt dat geen sprake is van direct levensgevaar, maar waarbij de ambulance wel zo snel mogelijk ter plaatse dient te zijn. Deze hulp wordt geacht binnen 30 minuten ter plaatse te zijn. (Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag waaruit blijkt dat geen sprake is van direct levensgevaar, maar waarbij de ambulance wel zo snel mogelijk ter plaatse dient te zijn. Deze hulp wordt geacht binnen 30 minuten ter plaatse te zijn.)) en planbare (B-inzetten Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen. (Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen.)) ambulancezorg. Dit onderscheid heeft vooral betrekking op de mate van urgentie waarmee een ambulance naar een patiënt wordt gestuurd. Ongeveer 78% van de ambulancezorg was een spoedeisende inzet (AZN 2023AZN, Sectorkompas 2022 Dashboard, Zwolle (2023)).


Aantal ambulance-inzetten goeit jaarlijks

In de periode 2012-2022 is het aantal ambulance-inzetten met ruim 33,7% gestegen. Dit is een gemiddelde jaarlijkse groei van ongeveer 3,4%. Na een daling van het aantal ambulance-inzetten in 2020 met 3,4% ten opzichte van 2019 als gevolg van de COVID-19 pandemie die in maart 2020 Nederland bereikte, is in 2021 het aantal ambulance-inzetten weer gestegen met 8,3% (AZN 2022AZN, Sectorkompas Ambulancezorg; Tabellen en grafieken 2021, Zwolle (2022)). In 2022 is de stijing met 5,8% minder groot dan het voorgaande jaar. Trends in het aantal ambulance-inzetten hebben te maken met onder andere (AZN 2019AZN, Tabellenboek 2018, Zwolle (2019)):

  • veranderingen in het zorglandschap;
  • maatschappelijke ontwikkelingen;
  • innovatie van het proces ambulancezorg.

Behandelde patiënten relatief oud

De patiënten die behandeld worden door het ambulanceteam, zijn relatief oud. Het aandeel pasgeborenen en kinderen waarvoor de ambulance wordt ingezet, is gering. Voor de behandeling en zorg aan kinderen zijn aparte protocollen ontwikkeld en in de traumatologie zijn er voor ouderen accentverschillen in de te bieden zorg (AZN 2021AZN, Sectorkompas Ambulancezorg; Tabellenboek 2020, Zwolle (2021)). 

Meer mannen dan vrouwen behandeld door ambulancezorg

In 2022 werden meer mannen (47,6%) dan vrouwen (45,7%) behandeld door het ambulanceteam (6,7% is onbekend). Dit is inclusief B-inzetten Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen. (Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen.).


Diagnoses op het gebied van interne geneeskunde en cardiologie komen het vaakst voor

De meest voorkomende werkdiagnoses die gesteld worden door het ambulancepersoneel, zijn diagnoses op het gebied van interne geneeskunde (20,6%) en cardiologie (16,7%). Daarnaast komt diagnose op het gebied van traumalogie /heelkunde  (16,6%) meer voor. Meer dan een vijfde van de gezondheidsproblemen zijn door het ambulancepersoneel ingedeeld in de groep ‘overig’ (23%). Hierbij kan worden gedacht aan patiënten die met spoed naar een ander ziekenhuis worden overgeplaatst en patiënten waarbij het niet goed mogelijk is ter plaatse een werkdiagnose te stellen (AZN 2022AZN, Sectorkompas Ambulancezorg; Tabellen en grafieken 2021, Zwolle (2022)).


  • R. Gijsen (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • G.J. Kommer (RIVM)
  • C.M. Deuning (RIVM)